Welke voorbeelden uit de natuur verwijzen naar de Schepper?

A.C. Morrison schrijft: Het leven is een beeldhouwer en vormt alle levende dingen. Een kunstenaar die elk blad ontwerpt aan elke boom, die de bloemen kleurt, de appel, het bos en de pluimen van de vogel van het paradijs. Het leven is een muzikant die elke vogel heeft geleerd van de eigen liefdesliederen te zingen en de insecten, hoe ze elkaar moeten roepen in de muziek van hun liederen. Het leven heeft alleen aan de mens de beheersing gegeven over de gecombineerde geluidsvibraties en heeft het materiaal voorzien voor hun productie.

Het leven is een ingenieur, want het heeft de benen van de krekel ontworpen en de vlo. De samenwerkende spieren, beenderen en gewrichten, het onvermoeibaar kloppend hart, het systeem van elektrische zenuwen van ieder dier en het volledige systeem van de bloedsomloop van ieder wezen.

Het leven is een scheikundige die de smaak geeft aan onze vruchten, specerijen en de geur aan de roos. Het leven stelt nieuwe stoffen samen die de natuur nog niet heeft uitgebalanceerd in zijn werking en die schadelijke, binnendringende levensvormen moet doden… De scheikunde van het leven is subliem. Niet alleen zet het de zonnestralen aan het werk om water en koolzuur te veranderen in hout en suiker,, maar ook, door dit te doen, wordt zuurstof vrijgelaten die de dieren nodig hebben als hun levensadem.

Leven is een geschiedkundige want het heeft de geschiedenis geschreven, bladzijde per bladzijde, doorheen de tijden. Het liet zijn verslag na in de rotsen als een autobiografie die slechts wacht om juist te worden begrepen.

Het leven beschermt zijn scheppingen door de overvloed van voedsel in het ei en bereidt vele van zijn kinderen voor op het actieve leven na de geboorte of hoopt voedsel op, klaargemaakt voor de jongen, door bewust moederschap. Leven produceert leven: melk geven om onmiddellijke behoeften te voldoen, het voorzien van deze noodzaak en het voorbereiden op gebeurtenissen in de toekomst.

Materie heeft nooit méér gedaan dan wat zijn wetten voorschrijven. De atomen en moleculen gehoorzamen de voorschriften van chemische aantrekking, de zwaartekracht, de invloeden van temperatuur en elektrische impulsen. Materie kent geen initiatief maar het leven brengt prachtige nieuwe ontwerpen en structuren tot leven.

Geen mens heeft ooit kunnen peilen wat leven is: het heeft geen gewicht, noch afmetingen. De natuur heeft het leven niet geschapen. Rotsen, die door het vuur werden getekend en een zoutloze zee voldeden niet aan de noodzakelijke voorwaarden. Zwaartekracht is een kwestie van materie, van elektriciteit geloven we nu dat het de materie zélf is.

De stralen van de zon en de sterren kunnen worden afgebogen door de zwaartekracht en lijken daarmee verwant te zijn. De mens leert over de afmetingen van het atoom en berekent de kracht die er in schuilt, maar het leven zelf is vluchtig, zoals de ruimte. Waarom?

Het leven is fundamenteel en de enige manier waardoor de materie kan worden begrepen. Het leven is de enige bron van bewustzijn. Alleen het leven maakt de kennis mogelijk over de werken van Allah die wij, alhoewel halfblind, ervaren als ‘goed’. (Man does not stand alone – New York, 1945, Blz. 31-36.)

Het roodborstje dat voor je deur een nest heeft gemaakt, gaat naar het zuiden in de herfst maar komt naar het oude nest terug in de volgende lente. In september vliegen zwermen van onze meeste vogels naar het zuiden, dikwijls over 1000 mijl open oceaan, mar zij verliezen hun weg niet. De reisduif die terug naar huis wil, wordt na een lange reis in een gesloten doos, verward door nieuwe geluiden. Bij het loslaten cirkelt ze even boven de hoofden en vliegt dan bijna foutloos terug naar huis. De bij vindt de korf terwijl de wind het gras dooreen waait en de bomen elke visuele herkenning verstoren van de positie van de bijenkorf. Dit vermogen om de weg terug te vinden is in de mens nauwelijks ontwikkeld, maar hij compenseert zijn magere capaciteiten met navigatie-instrumenten. De kleine insecten hebben microscopische ogen, we weten niet eens hoe perfect die zijn. De havik, de arend en de condor hebben een telescopisch zicht. De mens overtreft hen hier nogmaals met zijn mechanische instrumenten.

Als je het oude werkpaard aan zichzelf overlaat, dan blijft hij zelfs tijdens de duisterste nacht op de weg. De uil kan de fijne warme muis zien als die in de donkere nacht door het koelere gras loopt.

De gewone kammossel, waarvan we de spieren eten, heeft verschillende dozijnen mooie ogen die erg op de onze gelijken. Ze schitteren omdat elk oog ontelbare kleine reflectoren heeft waarvan wordt beweerd dat ze de voorwerpen kunnen waarnemen met de bovenkant in de juiste richting.

Deze reflectoren werden niet teruggevonden in het menselijke oog. Werden zij ontwikkeld omdat de kammossel geen goedontwikkelde hersens heeft? Daar het aantal ogen bij dieren varieert van twee tot duizenden, en allen verschillend zijn, zou de Natuur een enorme taak hebben om de optische wetenschap te ontwikkelen. Tenzij alles is voorbestemd en vooraf geordend door Allah, de Al-Kennende, de Al-Bepalende en de Almachtige.

De honingbij wordt niet aangetrokken door de prachtige bloemen op de manier waarop wij deze zien. De bij ziet met het ultraviolette licht, waardoor ze nog mooier zijn. Van de stralen met een lagere frequentie, tot de fotografische plaat en voorbij deze, zijn er sferen van schoonheid, vreugde en inspiratie. De werkbijen maken kamers van verschillende grootte in de raat die voor het uitbroeden is bestemd. Kleine kamers worden voor de werkers geconstrueerd, grotere voor de darren en speciale kamers voor de toekomstige koninginnen. De bijenkoningin legt onbevruchte eieren in de cellen die voor de mannetjes, de darren, zijn bestemd maar legt bevruchte eieren in de juiste kamers voor de mannelijke werkers en de mogelijke koninginnen. De werkbijen, die de aangepaste vrouwelijke bijen zijn, hebben zich reeds lang voorbereid op de komst van een nieuwe generatie en hebben ook reeds voedsel klaargemaakt voor de jonge bijen door honing en stuifmeel voor te kauwen en te verteren. Zij stoppen met dit voorbereidingsproces vanaf een bepaalde ontwikkelingsfase van de mannetjes en de vrouwtjes en geven dan alleen nog honing en stuifmeel. De vrouwelijke bijen die zo worden behandeld, worden de werkbijen.

De hond, met een onderzoekende neus, kan het dier waarnemen dat voorbij is gekomen. Géén instrument, door de mens uitgevonden is bij onze gebrekkige reukzin gevoegd en we weten nauwelijks waar we moeten beginnen om naar een ‘verlenging’ te zoeken.

Alle dieren horen geluiden, vele hiervan bevinden zich buiten het frequentiebereik dat we zelf horen en dit met een nauwkeurigheid die ons beperkt gehoor vér overtreft.

De jonge zalm brengt jaren op zee door en komt dan terug naar de eigen rivier. Bovendien reist hij stroomopwaarts aan de kant van de zijrivier waarin hij was geboren. Als een zalm, die stroomopwaarts zwemt, in een andere zijrivier wordt uitgezet dan zal die zich inspannen om de hoofdstroom te bereiken en daarna, tegen de stroom in, de juiste zijrivier opzwemmen, naar zijn einddoel. Er is nochtans een veel groter probleem op te lossen in de precieze omkering der reisweg en de realisatie ervan, in het geval van de paling. Deze verbazingwekkende schepsels gaan op reis, vanuit alle plassen en vijvers waar ze volwassen zijn geworden. De Europese palingen doen dit over duizenden mijlen oceaan. Zij gaan allemaal naar de diepe oceaanbodem, in een onderzeese kloof ten zuiden van de Bermuda-eilanden. Daar broeden zij en sterven dan. De kleine palingen, die blijkbaar geen enkele kennis hebben behalve dat ze zich bevinden in woeste wateren, doen de reis terug naar de stranden van waar de ouders kwamen en zwemmen dan naar hun eigen rivier, meer en kleine plas, zodat elke watervoorraad opnieuw met een volgende generatie palingen is bevolkt.

Dieren lijken over telepathie te beschikken, het vermogen om te communiceren, ongehinderd door om het even welke afstand. Wie heeft nog niet met bewondering de kievit gadegeslagen als die vliegt en ronddraait tot elke witte borst van soortgenoten in het zonlicht weerkaatst? Een vrouwelijke mot dat in het zolderkamertje, bij het open venster plaatsneemt, stuurt enkele subtiele signalen uit. Over een ongelofelijke afstand, zullen de mannelijke motten van dezelfde soort, de boodschap waarnemen en erop antwoorden ondanks de menselijke pogingen om de geur te reproduceren in laboratoria, om de motten te verwarren.

De plantengroei maakt op een subtiele manier gebruik van onvrijwillige factoren om het bestaan verder te zetten: insecten die het stuifmeel van bloem tot bloem verder dragen, de winden, vogels en viervoeters die het zaad mee helpen verspreiden.. Uiteindelijk heeft de plantengroei de meesterlijke mens overtroffen. Hij heeft de natuur verbeterd en zij vergoedt hem daarvoor rijkelijk. Maar hij heeft zich zo snel voortgeplant dat hij nu is aangewezen op landbouw om zich te voeden. Hij moet zaaien, oogsten en opslaan. Bevruchten en kruisbevruchtingen uitvoeren, snoeien en enten. Als hij al deze taken zou verwaarlozen, dan zou de hongersnood zijn lot zijn, beschavingen zouden ineenstorten en de aarde zou terugkeren naar zijn oorspronkelijke toestand. (Morisson, blz. 49-57)

Al deze gewoonten of verschillende ‘instinctieve’ daden, die hun oorsprong moeten gevonden hebben aan het begin van het leven op aarde: kunnen zij ontstaan zijn uit toeval of uit een intelligente voorziening? Zouden wij erover nadenken waarom sommige dieren meer ontwikkeld zijn dan de mens, in sommige opzichten? Tussen alle levende wezens die de aarde bevolken heeft er geen enkele een redeneervermogen dat met dat van de mens valt te vergelijken. Wat wij de ‘natuur’ noemen is helemaal blind, gevoelloos, onbewust en onwetend. De mens, die het enige intelligente wezen op aarde is, kan niets anders doen dan trachten al deze wonderlijke verschijnselen uit te leggen en hij heeft daarbij zelfs geen controle over het eigen lichaam. Is dit alles geen getuigenis van een overweldigende vastbeslotenheid, alomvattende kennis en een absolute kracht die slechts kan toebehoren aan de Ene die dit alles bezit?