Welke functie heeft een imam in de moskee?

Het woord imam betekent letterlijk iemand die “vooraan staat”. In religieuze terminologie wordt er verwezen naar degene die het gebed in een congregatie van moslims leidt. De imam houdt gewoonlijk ook de vrijdagspreek. Omdat er in de islam geen sacramenten als huwelijk, doop, biecht etc. bestaan, die alleen onder supervisie van ingewijde mensen verricht mogen worden, hoeft een imam niet gezalfd te zijn om religieuze taken te kunnen verrichten.

Ten tijde van Profeet Mohammed, vrede zij met hem, leidde hij alle gebeden in de moskee. Als hij ziek was of de stad uit was, wees hij een van zijn metgezellen aan die de Koran goed kende om de gebeden tijdelijk te leiden. Ook wees hij imams aan om de gebeden in andere moskeeën, die tijdens zijn leven werden opgericht, te leiden. Deze toewijzing door Mohammed, vrede zij met hem, werd nooit als een inwijding opgevat, maar eenvoudigweg gezien als een opdracht om een taak te vervullen.

Na het heengaan van de Profeet, vrede zij met hem, gaven moslims gewoonlijk de voorkeur aan mensen met gedegen kennis van de Koran om als semipermanente imam in de moskee op te treden. De functie van fulltime, betaalde imam ontstond pas veel later, toen donateurs (vaqf), die moskeeën lieten bouwen en onderhielden, ook de imams selecteerden. Een grote moskee met een grote congregatie had meer dan één imam. Tijdens het Ottomaanse Rijk, koos de Sultan, die gewoonlijk de lokale selectie goedkeurde, de imam uit. In het gebied dat de imam diende, had hij bepaalde wettelijke, sociale en religieuze taken.

In sommige landen met een moslimmeerderheid, zoals Turkije, is er een afdeling van religieuze zaken. Deze afdeling bestaat uit imam personeel en kent een bestuurlijke hiërarchie. Seculiere regeringen of militaire dictators richten deze afdelingen gewoonlijk op om enige controle op de religie uit te kunnen oefenen. Shi’itische moslims kennen meestal een hiërarchie van geestelijken, die in rang oploopt van Groot Ayatollah tot Moellah. Deze worden als de geleerde klasse van de Shi’itische moslims beschouwd. Tegenwoordig zijn er zeer weinig moslimlanden (Bosnië is een voorbeeld) waar religieuze leiders volledig onafhankelijk zijn.

Tegenwoordig wijst, in de meeste moskeeën in westerse landen, het moskeebestuur zijn eigen imam aan. Indien er geen fulltime imam is of wanneer deze voor een bepaalde gebedsdienst afwezig is, vindt er gewoonlijk een democratisch proces plaats. Iedere moslim in de congregatie, die de Koran goed kent en weet hoe hij een gebed moet leiden (dit geldt voor vrijwel alle praktiserende moslims), kan worden uitgenodigd om het gebed te leiden.

Aangezien de islam geen “kerkelijk” orgaan kent, worden moskeeën meestal door rijke mensen of non-profit organisaties gebouwd. Wanneer iemand een moskee laat bouwen, draagt de persoon deze, voor gebruik van de gemeenschap, op aan Allah en doet hij of zij voor altijd afstand van het eigenaarschap ervan. Hierdoor is elke moskee onafhankelijk. In theorie bestaan er geen grenzen aan hoeveel moskeeën er in een bepaald gebied gebouwd mogen worden. In Australië hebben migrantengemeenschappen de bouw van moskeeën bekostigd. Het gevolg daarvan is dat een bepaalde etnische gemeenschap een dominant deel van de congregatie vormt. Toch kan een moslim in elke moskee die op een makkelijk te bereiken plaats is en waar hij of zij het meest bij gebaat is, bidden.

Hoewel er geen geestelijkheid bestaat in de islam, heeft Profeet Mohammed, vrede zij met hem, gezegd dat de oelema (geleerden) de erfgenamen van de islam zijn. Geleerde mannen en vrouwen, die zich aan religieuze studie en onderwijs wijdden, zijn altijd de weldoeners van de islam geweest. Door kennis in de vorm van een diploma (ijazah) van docent aan leerling door te geven, werd de legitimiteit van de kennis gewaarborgd. De grootste geleerden, die zich alle islamitische wetenschappen eigen wisten te maken, werden moejtahids genoemd en konden de islamitische wet door middel van deductieve logica interpreteren. Een moefti was iemand die religieuze oordelen velde in een lokaal gebied. Tegenwoordig zijn moslims met verschillende opleidingsachtergronden, steeds vaker betrokken bij religieuze studie en onderwijs.

Een vrouw kan het gebed in een congregatie van vrouwen leiden. Omdat een vrouw in praktische zin niet voor een man in gebed mag staan, leiden vrouwen geen gemengde congregaties. Vrouwen slaan de tussenstap van de rol van imam meestal over en bekleden hogere rollen voor geleerden. In de islam kunnen zowel vrouwen als mannen religieuze leiderschapsrollen op zich nemen, mits zij hun kennis en spirituele inzicht bewezen hebben. Hierbij werkt men met een verkiezingsproces door de gemeenschap. In het verleden waren er grote vrouwelijke geleerden en spirituele leiders, zoals A’isha, de vrouw van Mohammed, vrede zij met hem, en Rabi’a al Adawiya (d 796) die haar kennis en spirituele inzichten aan zowel vrouwen als mannen doorgaf.