Profeetschap is de hoogste rang en de hoogste eer die er bestaat. Het bewijst dat het innerlijke van de profeet verheven is over dat van anderen. Je kunt een profeet vergelijken met een tak dat vanuit een Goddelijke naar het menselijke reikt. Hij is het hart en de tong van de schepping. Hij bezit niet alleen een voortreffelijk intellect dat doordringt tot de realiteit van de gebeurtenissen waarbij genieën in de schaduw vallen, maar is ook een ideaal wezen wiens vermogen actief en in overeenstemming uitmuntend is. De hemel waarnaar hij streeft nadert hij gestadig. Hem wacht een Goddelijke inspiratie bij de problemen die hij tegenkomt. Hij Wordt beschouwd als het contactpunt tussen de zaken en wezens nu en in het hiernamaals. Zijn lichaam is samen met zijn ziel onderworpen aan zijn hart, dat figuurlijk de zetel is van het geestelijk verstand. Zijn waarnemen en gedachten zijn altijd gericht tot de Schone Namen en Eigenschappen van God.
Het waarnemingsvermogen van een profeet dat ontwikkeld is tot het volmaakte, bijvoorbeeld het zien en horen en daarmee ook dit weten, overtreft dat van gewone mensen. Evenmin kan zijn uitzonderlijk vermogen verklaard worden met natuurkundige termen zoals een golflengte verschil van het licht of geluid of met andere termen. Een gewone mens heeft noch de middelen noch het vermogen om de kennis van een profeet te vergaren, dit zou boven de limieten van de normale menselijke natuur gaan. Hoezeer ons vermogen tot analyse en synthese ook is ontplooid, wij kunnen in deze de profeten niet evenaren.
Door bemiddeling van profeten is de mens in staat geweest om inzicht te krijgen in de schepping en zo de bedoeling ervan te begrijpen. Zonder de profeten en hun leer had de mens de ware natuur en betekenis van dingen en gebeurtenissen niet kunnen zien of begrijpen. Ook had hij niet kunnen toetreden tot en kunnen gaan omgaan met wat er in en om hem heen gebeurt.
Behalve het mededelen van de boodschap en de weg van God hebben de profeten de mensen ook iets geleerd over God en Zijn Schone Namen en Attributen. Hun eerste taak was de mens iets te leren over de realiteit, het ware doel en de betekenis van dit leven. Aangezien God boven het begrip en de gewaarwording van de mens gaat, was de taak van de profeten om de meest gehoorzame, voorzichtige, bewuste, zelfgedisciplineerde onder de mensen te zijn bij het uitvoeren van hun missie. Als er geen eensluidende, heldere uitspraken van de profeten waren geweest over de Schepper, de Almachtige, de Alwetende, die de hele schepping regeert, in staande houdt en koestert van het kleinste deeltje tot het grootste sterrenstelsel, dan was het voor de mens nooit mogelijk geweest om iets zinnigs over God te denken of te zeggen.
Elk deeltje van het universum probeert als het ware, de Namen en Attributen van de Almachtige, alles omgevende Schepper te tonen. Op dezelfde wijze hebben de profeten kennis genomen van, daarna bevestigd en zich trouw gehouden aan de subtiele, mysterieuze relatie tussen God en Zijn Namen en Attributen. Het was hun plicht om alles over God te weten en over Hem te vertellen. Daarom zijn zij toegetreden tot de ware betekenis van de omstandigheden en hebben deze direct en oprecht aan hun naaste mensen meegedeeld.
Net zoals we bij de kleinste tentoonstellingen, publieke beurzen en dat soort evenementen gebruik maken van een gids die onze richting bepaalt en onze aandacht op bepaalde zaken probeert te richten, zo ook met de prachtige vertoning van de schepping hebben we behoefte aan gidsen die ons naar het doel en de bedoeling ervan leiden en zo wegwijs maken binnen de schepping.
Is het mogelijk dat de Enige die, om zich bekend te maken, bevel gaf tot deze schepping, Zijn werken voor ons opende tot deze verwondering en ontzag -is het mogelijk dat Hij Zijn Schone Namen en Attributen niet zou openbaren door middel van enkele onderscheiden dienstboden voor degenen die Hem willen leren kennen? Als dit zo was zou Zijn schepping dan niet zinloos zijn geweest? Het opperste Wezen die alles als een tong, als een brief heeft gecreëerd, en die Zijn Wijsheid en Zegen op een dergelijke manier bekend heeft gemaakt is absoluut vrij van ijdelheid en absurditeit. Aldus lijkt het ons het meest waarschijnlijk dat de mensen waar dan ook op de wereld, van Gods openbaring door Zijn profeten, ontbeert zijn geweest. De Koran is wat betreft dit punt heel duidelijk: “En voor zeker zenden Wij naar elk volk een boodschapper met het bevel; aanbidt God en vermijd het Boze” (Koran, 16:36).
De mens vergat echter de leer, gebracht door die aangestelde dienstboden en in de loop der tijd dwaalde hij van het goede pad af, soms verafgoddelijkte hij zelf degenen die tegen de leer van de profeten predikten en dwaalde uiteindelijk af.
Over de hele wereld zijn er voorbeelden van wat verbeelding van de mens heeft verafgod -zoals de berg van Pallatinus van de goden in het oude Griekenland en tot op heden de rivier Ganges in India. Zelfs als we accepteren dat er een reusachtig verschil moet zijn tussen hun eerste verschijning en de feitelijke posities nu, is het vrijwel onmogelijk om de omstandigheden die Confucius in China, Brahma in India hebben doen ontstaan te begrijpen. Het is evenwel moeilijk te veronderstellen wat de oorspronkelijke leer omvatte of erachter te komen in hoeverre tijd en degeneratie van de mens de eerste boodschap hebben vervalst.
Had de Koran, die alle twijfels uit de weg ruimt, Jezus niet geïntroduceerd, dan was het nu niet mogelijk geweest om een goed beeld van zijn leven en leer te hebben. De waarheid rond Jezus is door de priesters met de filosofie en afgoderij van de oude Grieken en Romeinen die goddelijkheid aan de mens toeschreven en daarmee God vergeleken met de mens, verstoord. De stelling van de drie-eenheid is zeker een priesterlijke, menselijke corruptie, het is beledigend voor het gezond verstand en de rede en wat nog schandelijker is, onbeschaamd jegens God.
Misschien was het een van de voorwaarden van het Romeinse rijk dat toen het Christendom als de officiële staatsgodsdienst accepteerde dat de vieringen, de kerkelijke feestdagen, de plechtigheden, en de rituelen van de kerk zo duidelijk en schaamteloos afgeleid werden van, of dat ze direct de afgodpraktijken van de oude Grieken en Romeinen imiteerden. Want zonder de verlichtende openbaring van de Koran is het zeer moeilijk om Jezus zoals aanbeden in de kerk te onderscheiden van Adonis of Dionysus.
Als we er rekening me houden dat het Christendom relatief gezien nog vrij recent is en als we kijken naar wat de Christenen hun boek -de Bijbel- en hun Profeet hebben aangedaan mogen we ons afvragen hoe vele anderen zoals Christus door de eeuwen heen zijn behandeld. Uit een betrouwbaar bron is er een hadith waarin staat vermeldt: “De leerlingen van een profeet zullen na zijn dood zijn missie volbrengen, maar sommige van zijn volgelingen zullen later alles wat hij heeft opgericht te niet doen”: (Moeslim,Fada’il al-Sahaba, 210-212;Ibn Hanbal, Moesnad, 417). Dit is een zeer belangrijk punt. Velen van de religies die we nu als niet valide achten zijn door de tijd heen door opzettelijke kwaadwilligheid van hun vijanden veranderd in leugens, bijgeloof en legendes -ondanks het feit dat ze oorspronkelijk afkomstig zouden kunnen zijn van de puurste Goddelijke bron.
Het ten onrechte beweren dat iemand een profeet is komt neer op “koefr” (ongeloof), zoals het weigeren te geloven in een ware profeet ook “koefr” is. Aan de andere kant wanneer deze religies zich in dezelfde situatie bevinden als het Christendom, dat betekent, als ze door de tijd heen door hun eigen volgelingen verdraaid zijn, zouden we die religies met enige voorzichtigheid en tot op zekere hoogte met behoudend oordeel moeten benaderen. We zouden moeten denken wat het Boeddhisme in zijn ware oorspronkelijkheid geweest zou kunnen zijn; ook voor de Brahmanische leer is de leer die toegeschreven is aan Confucius, het Shamanisme en andere stromingen van dien aard geldt zo’n gedachte.
Het zou kunnen zijn dat we in hen nog een restant kunnen vinden van wat ze oorspronkelijk geweest waren. De oorspronkelijke hoedanigheid -of zo nu reëel of fictief waren- was niet als wat ze nu zijn. Als we het onmogelijke zouden veronderstellen dat hun oprichters zouden terugkeren en de religie die ze oorspronkelijk zelf gesticht hadden zouden kunnen zien, dan zouden ze diens huidige situatie niet weder herkennen als zijnde hun oorspronkelijke religie.
Er zijn vele religies geweest in de wereld, die vervormd en veranderd zijn, en daaruit volgend is het van belang dat we de reinheid van hun originele oprichting accepteren. De Koran zegt: “Wij hebben jou met de waarheid gezonden als verkondiger van goed nieuws en als waarschuwer. En er is geen gemeenschap of er is wel een waarschuwer geweest” (35:24).
“En Wij hebben toch in elk gemeenschap een afgezant laten opstaan?” (16:36).
Deze verzen verklaren universeel dat God naar alle mensen over de hele wereld boodschappers heeft gestuurd. De namen van enkele van deze boodschappers zijn ons bekend gemaakt middels de Koran, maar er is een groot aantal waarvan de namen ons niet bekend zijn. De namen die wij kennen zijn 28 van de 124 duizend (of zelfs 224 duizend); zelfs van de meesten van hen weten we niet zeker waar en wanneer ze hebben geleefd. In principe zijn we niet verplicht om alle profeten uit de geschiedenis te kennen. De Koran zegt: “En Wij hebben al voor jouw tijd afgezanten gezonden. Onder hen zijn erover wie Wij jouw verteld hebben en onder hen zijn er over wie Wij jouw niet verteld hebben”(al-Ghafir:78).
Op deze manier waarschuwt de Koran ons over het feit dat we ons niet hoeven bezig te houden met profeten die niet genoemd zijn in de Koran.
Recente vergelijkende studies in religie, filosofie en antropologie hebben laten zien hoe vele leefgemeenschappen die op grote afstanden van elkaar leven overeenkomsten tonen in hun denkbeelden en gebruiken. Ter illustratie; het keren van een pleurale tot een singulier concept van God; het in tijden van uitzondering, stress middels smeekbeden toevlucht zoeken in de Enige, Allerhoogste God, door de handen tot de hemel te heffen om op die manier iets van Hem te vragen. Er zijn veel van zulke verschijnselen die op een enkelvoudige bron, op een enkelvoudige lering wijzen. We zullen niet verder op dit punt ingaan; Het onderwerp is behandeld op de vraag: hoeveel profeten zijn er naar de mens gestuurd?
Wanneer primitieve stammen die afgezonderd zijn van de beschaving en de invloed van de bekende profeten, toch begrip hebben van het Een zijn van God, ook al hebben ze weinig begrip van hoe ze dat geloof moeten naleven, dan moet dit verschijnsel bevestigen wat ons in de Koran wordt verteld, namelijk: ieder mens en ieder volk heeft zijn eigen Boodschap (profetie) en Boodschapper (profeet) gehad: “voor elk volk is er een Boodschapper. Wanneer daarom hun Boodschapper komt, wordt er met rechtvaardigheid onder hen geoordeeld en hun wordt geen onrecht aangedaan” (Koran, 10:47).
Er is geen enkel land, geen enkel volk waarvoor deze verkondiging niet geldig is.
Dit brengt ons bij de vraag of degenen die beweren dat er naar hen geen profeet is gezonden verantwoordelijk geacht zullen worden voor hun geloof en hun daden. Zoals we zojuist hebben verklaard is er geen enkel reden om aan te nemen dat er mensen op de wereld zijn die in alle opzichten van het licht van de profetie beroofd zijn.
Er kunnen periodes geweest zijn waarin de duisternis scheen te overheersen. Maar deze perioden waren tijdelijk van aard, waarna de Glorie en de Zegen van God de mensen opnieuw verlichtte via openbaringen aan Zijn gekozen Boodschappers. In meer of mindere mate heeft dus ieder volk op een bepaald punt in zijn verleden de Zegen van de openbaringen gezien, gehoord of ten volle ervaren. Toch moeten we erkennen dat in sommige instanties de destructie van het geloof dat door de profeten was gevestigd, zo absoluut was dat de mensen verdraaiingen en bizarre vereringsrituelen in de religie introduceerden, zodat de ware lering gedeeltelijk zo niet helemaal voor de mensen verloren was gegaan.
In zulke gevallen, kan een lang interregnum van duisternis, de verlichting hebben verdrongen. Hoewel duisternis altijd gevolgd wordt door verlichting en verlichting door duisternis, kunnen er mensen geweest zijn voor wie onbewust en tegen hun eigen wil de duisternis geen einde vond. Voor hen die in deze situatie verkeerden staan er goede berichten in de Koran vermeld.
Zij worden niet schuldig bevonden aan of gestraft voor de fouten die ze hebben begaan voordat en tenzij zij zijn gewaarschuwd: “en Wij straffen nimmer voordat Wij een boodschapper hebben gezonden.” (Koran, 17:15)
Dit betekent dat de waarschuwing aan de verantwoordelijkheid voorafgaat pas waarna de straf of de beloning volgt die iemand toekomt.
Over de details van deze kwestie denken de stichters van de Islamitische denkscholen verschillend. Imam Matoeridi en zijn school beweren dat geen enkel mens geëxcuseerd mag worden, aangezien er genoeg bewijs voor het bestaan van de Ene Schepper is wat dan uiteindelijk weer tot het geloof in Hem kan leiden. In tegenstelling tot imam Matoeridi beweert de “Ashari” school verwijzend naar de hierboven geciteerde vers uit de Koran, dat waarschuwing en begeleiding aan de oordeel moeten voorafgaan, en dat de mensen alleen verantwoordelijk kunnen worden gesteld als hen een profeet is gezonden. Er is een derde groep geleerden die deze twee standpunten heeft gecombineerd. Zij beweren dat degenen die geen profeet toegezonden hebben gekregen en dus niet uit eigen wil tot ongeloof zijn afgedwaald en afgoden hebben aanbeden “ahl-i najat” (de mensen die vrijgesteld zullen worden van straffen en zo met de Wil van God gered zullen worden) zijn. Want sommige mensen kunnen feitelijk noch de zaken en gebeurtenissen die zich rond hem afspelen analyseren, noch de betekenissen ervan doorgronden, zo kunnen zij de juiste weg van geloof en daden niet vinden. Hen wordt eerst geleerd wat de juiste weg is er wordt uitleg en leiding gegeven op het gebied van juist handelen en dan pas worden ze overeenkomstig verantwoordelijk geacht en respectievelijk beloond of gestraft. Maar degenen die uit eigen wil tot ongeloof afdwalen of die een vijandige, negatieve houding ten opzichte van geloofsovertuigingen religie aannemen, of willens en wetens God en Zijn geboden ontkennen zullen zeker ondervraagd worden en gestraft worden voor hun afdwaling en verderf, ook al wonen ze in de verste, meest verlaten, afvallige streek van de wereld.
Samengevat: geen enkel gebied, geen enkel mens is onthouden van de Goddelijke verlichting gebracht door de door God gekozen boodschappers, Zijn profeten. Alle mensen hebben te allen tijde, direct of indirect, op een bepaald punt in hun geschiedenis een profeet erkend of zijn zich bewust geweest van zijn lering. Een periode waarin de namen van de profeten vergeten zijn en waarin hun leer compleet verloren is gegaan totdat er een ander profeet wordt gezonden wordt beschreven als en interregnum. De mensen die in deze periodes hebben geleefd zal vergiffenis worden geschonken met de voorwaarde dat ze zich niet volledig uit eigen wil tot polytheïsme of atheïsme hebben gekeerd.
En God de Alwetende en de Allesomvattende weet het best.