qadar
Als Allah de toekomst weet, waarom heeft Allah dan ons geschapen?
Zonder twijfel weet Allah hoe wij hier zullen handelen en leven. Hij zond ons ter beproeving, opdat we onze initiële gaven en bekwaamheden zouden verbeteren middels de verantwoordelijkheden die Hij ons hier heeft gegeven. Mensen verschillen in aard en hoedanigheid en hebben elk een eigen arsenaal aan bekwaamheden.
Het past een kunstenaar zijn uitzonderlijk vermogen te uiten en vorm te geven, tot verrukking van de aanschouwers. De laatste nemen kennis van zijn grootheid middels zijn werken. Zo is ook de grootheid, pracht en kunst van Allah’s schepping een presentatie en reflectie van Zijn Schone Namen en Eigenschappen. Hiertoe schiep Allah het heelal in de ruimste zin van het woord.
Om ons gewis te maken van Zijn Schone Namen en Eigenschappen en de Goddelijke Kunst deed hij dit langs lijnen der geleidelijkheid. Met de oneindige verscheidenheid in zijn schepping geeft Hij ons een schat aan gelegenheden om een degelijke kennis over Hem te verwerven. Hij is de absolute Schepper die alles maakt uit één, en voegt aan al wat Hij wil duizenden gunsten.
Door wat er ook gecreëerd en aangetoond is in het heelal en gegeven is aan de mens, wordt de mens zelf getest, gezuiverd en voorbereid als een kandidaat voor eeuwige zaligheid in het paradijs. Net als grondstoffen die verfijnd, gezuiverd en bewerkt worden tot zilver, goud of diamanten.
In een hadith (overlevering) zei Profeet Mohammed (vzmh): “Mensen zijn als mineralen. Iemand die goed is in de “jahiliyya” is ook goed in de islam” (Boechari, Imam, 10; Koran, 21:8-14; Moeslim, Fada’il al- Sahaba,168, Manaquib, 24; Ibn Hanbal, Moesnab, 3:101).
Bijvoorbeeld Oemar genoot waardigheid, glorie en eer voordat hij zich bekeerde tot de islam, maar nadat hij een Moslim werd had hij meer. Hij kreeg een rustigere waardigheid, tederheid en de pracht van de imân. Als niet-moslim zou hij hard, opvliegend en hooghartig kunnen zijn, als iemand die dacht dat hij alles had; nadat hij Moslim werd, was hij een van de meest bescheiden en nederige in zijn gedrag tegen de gelovigen. Door de islam verbeterde hij zijn kwaliteiten en eigenschappen. Daarom, wanneer we goed gemanierde, dynamische, energieke, en levendige mensen zien, wensen we dat zij Moslim worden, want als iemand die goed, geweldig, roemrijk en gewaardeerd was voor de islam zal veel verder stijgen door de islam.
De islam handelt over de meest waardevolle en onschatbare van de mineralen -de mens. Het neemt de mens, kneedt, verbetert en rijpt ze zoals goud gezuiverd wordt. De Metgezellen van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) werden zo 24 karaats puur. Later in de tijd echter, daalden de Moslims van puurheid, van 24 karaats tot zo’n 15 karaats. In de twintigste eeuw zijn sommige mensen zelfs gedaald tot één karaat of zelfs nog minder. Hieruit volgend, helaas, is deze eeuw getuige geworden van problemen veroorzaakt door veel afgezonderde criminele personen.
We worden in deze wereld getest zodat we kunnen worden verhelderd, gezuiverd en om deugd en perfectie te verkrijgen. Ook al weet Allah hoe goed of anders wij het doen in de test, test Hij ons allemaal in gelijke mate. Het is niet omdat Hij weet en dus wil leren wat Hij niet weet over ons, maar eerder dat Hij weet en dienovereenkomstig de mens test tegen zichzelf en anderen.
Als wij ijverig pogingen doen om onszelf te zuiveren, om uit te vinden en te bewijzen wat we zijn, wat we hebben en of we waardeloos zijn als ijzer of machtig als goud, zijn we alleen maar bezig als een middel om te doen gebeuren wat Allah allang weet. Wij worden getest voor hetgeen waar we naar streven en ons voor inspannen. Op deze manier zullen we voor Allah komen te staan en ons verantwoorden voor wat we hebben gedaan: “Maar hun handen zullen tot Ons spreken en hun voeten zullen de getuigenis afleggen van hun daden” (Koran, 35:65).
Handen en voeten representeren symbolisch al onze instrumenten voor handelingen, alle ledematen van ons lichaam, inclusief onze vermogens en gelegenheden. In andere verzen worden ogen, oren en huid allemaal genoemd als getuigen tegen ons als we ze misbruikt hebben.
We worden getest tegen onszelf, in al hetgeen we bezitten, alle leden van ons lichaam, als onze bevoegdheden van denken en voelen, en alle gelegenheden die ons zijn gegeven om te gebruiken. Allah, Verheven is Hij, test ons niet omdat Hij wil weten hoe we uit de test komen, maar omdat Hij ons onszelf wil laten zien, zodat we ons bewust worden dat wij onszelf testen en worden getest.
En Allah weet het beste.
Geloven in de beschikking en bestemming
De zesde voorwaarde van het geloof (Al-Îmaan) is te geloven aan de Goddelijke bestemming (Al-Qader) en beschikking (Al-Qadâ). Om deze geloofsartikelen goed te kunnen begrijpen moet eerst de aard van de persoonlijke vrije wil (Al-Irâda(h) al-Djoez’iyya(h)) van de mensheid worden verklaard.
De vrije wil
Al-irâda(h) al-djoez’iyya(h) is de beperkte vrije wil, de wil om zelf te kiezen, die door Allah de Grootste aan de mensen is verleend tot de verwezenlijking van datgene wat men wenst.
Evenwel, deze beperkte wilskracht is van heel grote betekenis. Want als men de vrije wil gebruikt voor het nastreven van een goede daad, dan schept Allah die goede handeling. Gebruikt men daarentegen de wilskracht voor een slechte daad, dan doet Allah dat kwaad ontstaan. Bijgevolg verwerft men of hemel of hel met de eigen keuze van de vrije wil.
Voorzeker, de Schepper is alleen Allah de Grootste; als Allah iets niet wenst en dus niet schept, dan gebeurt het niet en het ontstaat niet. Een mens is degene die slechts wenst en werkt, iets met zijn wil nastreeft, terwijl Allah degene is die schept. Al-Irâda(h) al-Djoez’iyya(h), de aan mensen toegekende wilskracht, kunnen we vergelijken met het besturen van een automobiel. Men gaat in de richting waarin men het stuurwiel draait.
Het betekent, dat iemand die in de richting van het kwade heeft gestuurd, door de Goede Verordeningen van Allah niet op te volgen, zijn verantwoordelijkheid voor z’n zondige daden niet kan ontkomen door te zeggen: “ Wat kon ik doen als Allah het zo heeft gewild en bewerkt, (geweten en toegelaten)? Ja, Allah had het zo gewild, omdat de wil van die persoon zich in deze richting had bewogen. Maar Hij had het ook voor Zijn dienaar gewenst dat hij zijn vrije wil en inspanning zou gebruiken in gehoorzaamheid. Bovendien, als de mens zo’n vrije wil (dat is een voorkeurs-wil) niet had gekregen, dan zou Allah de Grootste aan Zijn dienaren ook niet de mogelijkheid en gelegenheid hoeven te geven zich te kunnen verantwoorden in een laatste ondervraging: want zonder hun vrije wil (eigen keuze) zou Hij Zijn dienaren dan hebben gedwongen het Goede of het slechte te doen. In werkelijkheid is Allah de Barmhartige ver ervan verwijderd Zijn dienaren tot zonde te dwingen en hen er vervolgens voor te bestraffen.
Heeft Allah een overheersende Wil?
Bij deze vraag dienen we zowel naar de natuur, het universum, als het leven van de mens te kijken. Wat het universum betreft, zien we dat er een duidelijke Goddelijke Beschikking is, die een vaste maatstaf en selectiecriterium vormt (bij de keuze) voor een specifieke optie uit vele waarneembare mogelijkheden. Zo is de totale hoeveelheid regen op aarde ieder jaar precies hetzelfde en getuigen de dimensies van het menselijk gelaat en de symmetrie ervan, van een dergelijke maatstaf.
Aan de hand van de natuur en het universum kunnen we vele voorbeelden van Goddelijke Bepaling geven:
• In het Universum is een groots plan en een opeenvolging van gebeurtenissen waar te nemen, die buiten onze controle vallen. De Big-Bang en de schepping van de Melkweg en de aarde; geologische perioden en de schepping van levende wezens tot aan de mens, kunnen als voorbeeld dienen.
• Natuurwetten wijzen op een beperking en een maatstaf en van daaruit op het tot een gewenst resultaat sturen van materie, zoals de wetenschap heeft aangetoond. Geen enkele schepping kan zich aan de krachten van goddelijke wetten onttrekken. Zo is de wet van de zwaartekracht op alle objecten in het universum van toepassing.
• Er heerst een kwetsbaar evenwicht in het leven (ecologie) op aarde, dat op een plan en bepaling wijst.
Aan de andere kant, heeft de mensheid keuzevrijheid. De Wil van Allah wordt de mensheid niet opgelegd, maar in de vorm van een openbaring kenbaar gemaakt. Zoals het universum op volmaakte wijze bestuurd wordt door zich met kracht aan de Wil van Allah te onderwerpen, wordt de mensheid geacht zich vrijwillig aan de Wil van God te onderwerpen om vrede, harmonie en geluk te kunnen vinden in het menselijke domein. Deze uiteindelijke onderwerping aan Allah is wat het betekent om moslim te zijn.
In de islam is Goddelijke Beschikking een benaming voor de kennis van Allah. Het kennen en bepalen van toekomstige gebeurtenissen door Allah, dwingt mensen niet tot handelen. Door middel van hun wetenschap en kennis kunnen meteorologen voorspellen en bepalen dat het twee dagen later gaat regenen. Als het binnen twee dagen ook daadwerkelijk regent, komt dat niet door de voorspelling. Het is vanzelfsprekend dat het zou regenen. Op dezelfde wijze weet Allah, door middel van Zijn oneindige kennis wat we zullen doen en legt Hij dit vast. Dit dwingt ons echter niet te doen wat er geschreven staat.
De mens beschikt over keuzevrijheid en een onafhankelijke wil om die keuzevrijheid te toe te passen. Zo kiezen wij zelf om op een bepaalde manier op gebeurtenissen te reageren. Allah, de Almachtige, schept echter de handeling en de daaruit voortvloeiende gevolgen. Wanneer wij bijvoorbeeld onze arm willen bewegen, hebben we geen bewuste controle over de fysiologische processen die tot de gewenste beweging leiden.
Al het goede komt van Allah en het kwaad dat met ons geassocieerd wordt, komt uit onze eigen ziel voort. Het kwaad komt voort uit de onvoldoende voorziening van een essentieel ingrediënt of voorwaarde voor het goede om geschapen te (kunnen) worden. Door misbruik van zijn wil, veroorzaakt de mens dit, met het kwaad als gevolg (daarvan).
De schepping van het kwaad of het kwaad toestaan (te laten gebeuren) is niet slecht, maar kiezen voor het kwaad is dat wel. Allah kiest niet voor het kwade, dat doen wij. Hij staat het toe, omdat hij ons keuzevrijheid gegeven heeft. Neem bijvoorbeeld een kind dat zijn vader vraagt hem op de schouders te nemen en in de regen te gaan lopen. Hoewel de vader het kind waarschuwt dat het nat en ziek zal worden, blijft het kind aanhouden. Wanneer zijn vader hem vervolgens meeneemt en het kind begint te klagen, verdient hij het om terechtgewezen te worden en een tik op zijn rug te krijgen, voor het voor in de maling nemen van zijn vader. Op dezelfde wijze kiezen we ongeveer 90 % van de dingen in ons leven zelf en hebben die keuzes gevolgen.
Allah schept zowel goed als kwaad, aangezien geen enkel ander wezen over scheppende vermogens beschikt. Het kwaad is echter geschapen als gevolg van het misbruik van de mens van zijn onafhankelijke wil. Als Allah dit niet gedaan had, zouden we niet echt van keuzevrijheid en mens zijn kunnen spreken. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid horen bij keuzevrijheid.
Waarom laat Allah natuurrampen plaatsvinden?
Het zou inderdaad oneerlijk zijn als het leven alleen maar zou bestaan uit dit aardse leven. Onze Barmhartige en Genadevolle Schepper leert ons dat dit aardse leven bedoeld is om ons voor te bereiden tot het eigenlijke oneindige leven: Het genot van deze wereld is gering. (Koran: 4:77)
Het leven op de wereld is niets dan leeg vermaak en een spel. Het verblijfplaats in het Hiernamaals, dat is het daadwerkelijke leven. Konden ze dit maar begrijpen! (Koran: 29-64)
Een oneindig leven dat begint nadat we onze beproevingen hier in dit korte leven hebben doorstaan.
Voorwaar, jullie zullen zeker beproefd worden met jullie bezittingen en jullie levens. (Koran: 3:186)
Natuurrampen zijn beproevingen die over een grote gebied komen. Omdat het een beproeving is wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen schuldigen – onschuldigen of volwassenen – kinderen. Onschuldigen en kinderen die materiele en geestelijke schade ondervinden of zelfs hun leven verliezen bij deze rampen zullen door Allah rijkelijk beloond worden.
Waarlijk, de beloning in het Hiernamaals is groter, konden ze dit maar beseffen! (Koran 16:41)