Hoe was het Tarawihgebed in de tijd van de Profeet Mohammed (vzmh)?
Sinds de eerste dagen van de islam baden Profeet Mohammed (vrede zij met hem) en zijn Metgezellen (moge Allah tevreden met hen allen zijn) het tahajjoed gebed in de nacht. Tijdens de nacht van de miradj stelde Allah het gebed vijfmaal per dag verplicht voor de moslims. Hierna begon de hidjra naar Medina. De moslims in Mekka verhuisden naar Medina en deze plaats werd hun nieuwe thuis. Alhoewel het klimaat, de sociale omstandigheden en de economische structuur in Medina een belemmering vormden voor de mensen uit Mekka, deden zij toch hun best om zich aan te passen aan hun nieuwe omgeving. Maar dankzij de gastvrijheid van de mensen van Medina, raakten zij na een bepaalde periode gewend aan de nieuwe stad en het nieuwe leven. Er werd een nieuwe moskee gebouwd in Medina. Vijfmaal per dag werd er opgeroepen tot het gebed (adhan) en de Metgezellen baden samen het gebed in veiligheid in de moskee van de Profeet (Masjid al Nabawi). Naast de vijf verplichte gebeden ging de Profeet (vrede zij met hem) door met het verrichten van het tahajjoed gebed (vrijwillig nachtgebed) samen met een aantal Metgezellen toen hij in Medina verbleef.
De helft van Soerah Mozzammil (73) is geopenbaard in Medina. Allah uit zijn lof voor de Profeet en zijn Metgezellen, omdat ze het vrijwillige gebed continue bleven bidden: “Jouw Heer weet dat jij bijna twee derde van de nacht opblijft (om te bidden), of de helft, of een derde van de nacht, samen met een groep van hen die bij jou horen. Allah bepaalt de maat van de nacht en de dag. Hij weet dat jullie het niet kunnen volhouden en heeft zich genadig tot jullie gewend.” (De Koran, 73:20)
Een jaar na de hidjra werd het vasten tijdens de maand Ramadan verplicht gesteld. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en zijn Metgezellen baden ook tijdens de vastendagen de nachtgebeden. De slag bij Badr en de overwinning op Mekka vonden plaats in de maand Ramadan. De Metgezellen probeerden in zulke situaties zo veel mogelijk deel te nemen aan het vasten en daarnaast baden zij ook de nachtgebeden individueel of in gemeenschap. Wanneer zij zich tijdens de maand Ramadan in Medina bevonden, baden zij het nachtgebed gezamenlijk in de moskee.
Abdoer Rahman bin Awf heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Ongetwijfeld heeft Allah het vasten in de maand Ramadan verplicht gesteld, en het behoort tot mijn soennah om te bidden in de nachten van die maand. Wie deze maand vastend doorbrengt en in de nachten het nachtgebed (tarawih) verricht vanwege zijn oprechtheid en zijn geloof in de beloning ervan, hij zal verlost worden van zijn zonden, net als een pasgeboren baby.” (Ahmed bin Hanbel, Moesnad, I/191, (1660); Soenan an-Nasa’i 2208.)
Het Tarawihgebed werd voor het eerst door de Profeet (vrede zij met hem) samen met zijn Metgezellen gebeden tijdens de maand Ramadan. Toen men de volgende dag hierover hoorde, nam het aantal deelnemers voor het gebed toe en het Tarawihgebed werd weer samen met de Profeet (vrede zij met hem) gebeden. De derde nacht nam het aantal deelnemers weer toe en de Profeet leidde het gebed opnieuw. De vierde nacht waren er zoveel mensen gekomen dat men niet meer in de moskee paste. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) besloot hierop enkel het verplichte gebed (Isha gebed) te leiden voor de mensen. Daarna zou hij de moskee verlaten en naar huis gaan. De gemeenschap wachtte tot het ochtendgebed op de Profeet maar hij verliet zijn huis niet om het Tarawihgebed te leiden.
Na het ochtendgebed zei hij tegen de Metgezellen: “Ik wist dat jullie wachtten op het Tarawihgebed, maar ik vreesde dat het een verplichting voor jullie zou worden en dat jullie niet aan deze verplichting zouden kunnen voldoen.” (Boechari, 2/252; Moeslim, 1/524) Sindsdien bad men het Tarawihgebed thuis of men ging naar de moskee en bad het gebed individueel. Tijdens de regeerperiode van Oemar ibn al-Chattab (moge Allah tevreden met hem zijn) zag Oemar dat de het Tarawihgebed rommelig en onoverzichtelijk werd verricht. De ene persoon bad het gebed alleen terwijl men in dezelfde ruimte in gemeenschappen het gebed verrichtte. Hij verzamelde daarop de mensen en vormde samen met hen een gemeenschap om het Tarawihgebed te verrichten, zodat er weer structuur kwam in de wijze waarop men het Tarawihgebed verrichte.
De vooraanstaande Metgezel genaamd Oebay ibn Ka’b (moge Allah tevreden met hem zijn) werd door Oemar benoemd als leider van het gebed. Oebay was een van de vijfentwintig Metgezellen die de Koran uit zijn hoofd kende na de dood van de Profeet (vrede zij met hem) en hij had de eer om het Tarawihgebed te mogen leiden. Het Tarawihgebed werd vanaf toen weer in gemeenschap (djamaat) gebeden. Oemar ibn al-Chattab (r.a.) merkte op een andere dag dat het volk in vreugde en saamhorigheid het gebed verrichte en zei hierop: “Dit is een mooie gewoonte en methode geworden. (Ni’mal bid’atoe haazihi) Het is voor jullie beter om nu te slapen, en het gebed in het laatste gedeelte van de nacht te verrichten.” (Boechari, Salat al Tarawih, 1; Bayhaqi, As Soenan as Soekhra, I/481,847) Door dit te zeggen meende Oemar (moge Allah tevreden met hem zijn) dat het beter is om het Tarawihgebed in het laatste gedeelte van de nacht te bidden. In die tijd bad men het gebed in het begin van de nacht. Het is echter wel toegestaan om het gebed in het begin van de nacht te verrichten. Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) was de vierde Khalief van het Islamitische Rijk en was de opvolger van Oemar. Hij moedigde het Tarawihgebed toe en zei hierover: “Zoals Oemar (r.a.) onze moskeeën met het Tarawihgebed heeft verlicht, moge Allah zijn graf op dezelfde wijze verlichten.”
De werkelijke vreugde van het Tarawihgebed was in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) en zijn Metgezellen (moge Allah tevreden met hen zijn). Het waren slechts een aantal nachten dat men dit gebed verrichtte, maar enkel het feit dat zij het samen met de Boodschapper van Allah mochten verrichten, was al genoeg voor hen. Moge Allah ons ook in de voetsporen van de Metgezellen doen treden en met dezelfde vreugde en passie het Tarawihgebed laten verrichten.