karakter

Wat is de invloed van mijn geest op mijn karakter?

Het lichaam ondergaat een voortdurende verandering gedurende het hele leven. Deze verandering is gericht naar lichamelijke groei en ontwikkeling tot een zekere periode, waarin het sterker en perfecter wordt. Daarna nochtans, stopt deze groei en begint de aftakeling. In tegenstelling met deze evolutie die eerst naar groei en daarna naar afbraak en dood leidt, kan de mens het hele leven lang groeien in kennis en zich ook voortdurend ontwikkelen. Ook kan de mens op elk moment spirituele of intellectuele ‘afbraak’ ondergaan. Ook kan de groei en de afbraak op een bepaald punt stoppen en een andere richting opgaan, zowel op het lichamelijke als op het geestelijke vlak. De geestelijke, intellectuele en morele evolutie is volledig onafhankelijk van de lichamelijke veranderingen. De geestelijke, morele en intellectuele verschillen tussen mensen hebben evenmin iets te maken met hun verschillende lichamelijke voorkomens. Wat is dan de oorzaak van al deze verschillen als de mensen toch allemaal uit dezelfde structuren en basiselementen bestaan? Welk deel van de mens ontvangt de morele en intellectuele ontwikkeling en welk deel wordt lichamelijk getraind? Is er een verband tussen deze verschillende vormen van ontwikkeling? Steunen de verschillende ontwikkelingen elkaar? Dit kunnen we bevestigen: het wetenschappelijke, morele en intellectuele niveau hangt samen met een gezonde lichamelijke ontwikkeling. Laten we dan het bestaan van de geest aanvaarden die de verschillende ontwikkelingsvormen op elkaar afstemt. We kunnen leerprocessen, morele en geestelijke ontwikkelingen immers niet toeschrijven aan bepaalde biochemische reacties die in de hersens plaatsvinden: dit zijn slechts de uitwendige kenmerken ervan. Zijn deze processen bij iedereen even snel? Als dat zo is, bepaalt de snelheid dan de intellectuele ontwikkeling of is het net omgekeerd: zijn de meer ontwikkelde mensen in staat om hun denksnelheid te verhogen? Welke relatie hebben deze processen bovendien met de morele en spirituele ontwikkeling en opvoeding van een persoon? Hoe kunnen we de verschillen vaststellen die regelmatig gebed maakt op iemands gelaat? Waarom zijn de gelaatstrekken van de gelovigen helderder dan die van ongelovigen en zondaars?

Bovendien hebben we aangeduid dat de mens voortdurend lichamelijk verandert, groeiend, dan afbrekend en dat de lichaamscellen elke 6 maanden worden vervangen. De mens verandert niet in karakter, moraliteit en denkwijze. Hoe kunnen we dit verklaren, tenzij door het erkennen van het bestaan van de geest? Deze is het centrum van het denken, voelen, beslissen, kiezen en leren. De geest maakt de verschillen in meningen en voorkeuren tussen de mensen en hun verschillende karakters.

Vormt de geest de identiteit van de mens?

De mens is een wezen met ontelbare, complexe gevoelens. Hij bemint of haat, verheugt zich of is bedroefd, voelt zich gelukkig of ongelukkig, is hoopvol of wanhopig, koestert ambities en verwachtingen en voelt zich gerustgesteld of verveeld enz. De mens kan ook houden van iets of er afkerig van zijn, waarderen of misprijzen en hij kan angst of verlegenheid voelen, ook aanmoediging en enthousiasme. Hij kan berouw voelen, opwinding en verlangen. Als we door een woordenboek bladeren, komen we honderden woorden tegen die gebruikt worden om de menselijke gevoelens te beschrijven. En tussen de mensen zijn er grote verschillen in het beleven van gevoelens. Bovendien kan hij nadenken over gebeurtenissen die rondom hem gebeuren en over schoonheid in de schepping en ontwikkeling in het leren. De mens kan ook vergelijken en redeneren en zo tot geloof komen in de Schepper van alle dingen. Dan zal de mens, doorheen aanbidding en het uitvoeren van de Goddelijke regels, een moraliteit en een spiritualiteit ontwikkelen en een perfect mens worden. Hoe kunnen we dan al deze verschijnselen verklaren, anders dan door toe te geven dat de mens een bewust deel bevat, dat de geest is? Kunnen we deze vermogens toeschrijven aan chemische processen in de hersens?

Als we de mens alleen bekijken als een lichamelijk geheel, vervaardigd uit bloed, beenderen, vlees en weefsels en alle bewegingen toeschrijven aan biochemische processen in de hersens, dan is er geen enkel wettelijk kader dat we moeten gehoorzamen. Immers, al de cellen van een mens worden om de 6 maanden vervangen. Veronderstel dat een man voor de rechtbank wordt gebracht omwille van een moord die een jaar eerder werd begaan. Het volgende gesprek vindt plaats tussen hem en de rechter:

-Wanneer hebt u die moord begaan?

-Een jaar geleden.

De rechter kondigt het vonnis aan:

-Vermits de moord een jaar geleden werd uitgevoerd en de cellen van de beschuldigde, ook die van de vinger die de trekker van het wapen overhaalde, volledig door nieuwe cellen werden vervangen, is het onmogelijk om de dader te straffen. De rechtbank heeft beslist de beschuldigde vrij te laten.

De mens is dus niet alleen een lichamelijk geheel. Zijn bewegingen, gedachten, ideeën en beslissingen zijn niet het resultaat van biochemische processen in de hersens. Het belangrijkste deel van de mens is zijn geest, die levend en bewust is, en die voelt, denkt, gelooft, wilt, beslist en het lichaam beveelt. Het lichaam is het instrument van de geest, dat gebruikt wordt om beslissingen in handelingen om te zetten.

Wat zijn de karaktereigenschappen van profeet Mohammed (vzmh)

1. Analfabeet, maar een grootse wereldhervormer
Mohammed, vrede zij met hem, was analfabeet. Tot aan zijn 40e jaar had niemand hem een welsprekende toespraak horen houden, over religieuze of metafysische kwesties horen spreken, wetten weten toe te passen of een zwaard te hanteren. Maar deze bescheiden en stille man die nooit enig teken had gegeven dat hij zich interesseerde voor politieke activiteiten, verscheen op het wereldtoneel als de grootste hervormer. Hij verklaarde de ingewikkelde problemen van metafysica en theologie, hield toespraken over de principes van de ondergang van naties, onderwees morele regels en formuleerde de wetten van de sociale cultuur, economische organisatie, groepsgedrag en internationale relaties met een genialiteit die de wereld niet eerder had gekend. Hij werd opeens zulk een zo’n moedig soldaat dat hij zich zelfs niet in de hevigste gevechten terugtrok. Hij veranderde de denkwijzen van mensen, hun wereldbeeld, hun geloof, gewoonten en moraliteit.

2. Alle kwaliteiten in één persoon verenigd
De Profeet Mohammed, vrede zij met hem, was méér dan een onoverwinnelijke bevelhebber, een vooraanstaand staatsman en een hoogst invloedrijke geestelijk leider. Hij is het enige voorbeeld waarbij alle kwaliteiten op een schitterende manier in één persoon waren verenigd. Hij was een man van wijsheid, een ziener en ook een levende belichaming van zijn eigen leer. Hij was een groot staatsman, zowel als een militair genie. Hij was een wetgever en een leraar in morele kwesties. Hij was een spiritueel licht enook een religieuze gids. Zijn visie dringt door in elk aspect van het leven en er is niets wat hij aanraakt zonder het te bewonderen. Zijn orders en bevelen hebben betrekking op een uitgestrekt gebied van het beheersen van internationale relaties tot aan de dagelijkse gewoonten zoals eten, drinken, slapen en de zuiverheid van het lichaam. Op de grondvesten van zijn leerstellingen heeft hij een beschaving en een cultuur gevestigd. Hij bracht een dergelijke, fijne, gevoelige en evenwichtige levensstijl voort, een perfect evenwicht tussen de botsende aspecten van het leven, dat er niet de minste onvolkomenheid te vinden is, geen enkel gebrek of onvolledigheid. Welke tekorten en imperfecties zou hij hebben, vergeleken met andere profeten, waardoor hij niet als een profeet zou kunnen bevestigd worden bevestigd en als een Boodschapper van God?

3. Een eenvoudig en arm leven
Mohammed, vrede zij met hem, leefde een eenvoudig leven, als de armste van zijn gemeenschap. Hij besteedde al zijn geld, verdiend in de handel, aan het verspreiden van zijn Boodschap, vanaf het begin van zijn profetische opdracht. Ondanks zijn grootsheid, was zijn gedrag tegenover de eenvoudigste mens dat van een gewoon menselijk persoon. In de strijd en de ondernemingen van zijn hele leven, zocht hij geen enkele beloning of vergoeding voor zijn eigen persoon. Hij liet evenmin een erfenis achter voor zijn erfgenamen. Hij vroeg zijn volgelingen niet om iets voor hem of zijn afstammelingen te ‘brandmerken’. Hij ging daarin zo ver dat, alhoewel hij en zijn familie tot de armste van de gemeenschap behoorden, hij aan hen én aan zijn afstammelingen verbood van ook maar iéts aan te nemen uit de voordelen van de voorgeschreven aalmoezen.

4. Een genadig en vergevingsgezind karakter
Mohammed, vrede zij met hem, was uiterst genadig voor alle schepselen van God. In Mekka onderging hij door zijn stamgenoten elk soort lijden. Uiteindelijk dwongen ze hem om naar Medina te emigreren en voerden daarna, gedurende 5 jaar, oorlog tegen hem. Nochtans, toen hij Mekka zonder bloedvergieten veroverde tijdens het 21e jaar van zijn profeetschap, vergaf hij al zijn vijanden. Zijn vergevingsgezindheid omvatte zelfs de hypocrieten en de ongelovigen. Alhoewel hij de hypocrieten van zijn tijd herkende, stootte hij hen nooit uit, zodat zij konden genieten van de rechten van een volledig burgerschap waartoe de uitwendige belijdenis van het geloof en de toepassing, hen toegang gaf.

De Profeet Mohammed, vrede zij met hem, was in het bijzonder genadig tegenover kinderen. Als hij een kind zag huilen, zette hij zich ernaast en deelde zijn of haar gevoelens. Hij voelde de pijn van een moeder voor haar kind beter dan die moeder zelf. Op een dag zei hij: ‘Ik sta in gebed verzonken en wens dit te verlengen. Dan Toen hoorde ik echter het gehuil van een kind en verkort het gezamenlijke gebed af voor het verdriet die de moeder voelde.’ Hij nam kinderen in zijn armen en omhelsde hen. Soms droeg hij hen op zijn schouders.

Het mededogen van de Profeet, vrede zij met hem, omvatte niet alleen menselijke wezens maar ook dieren. Wij horen van hem dat een prostituee door God naar de waarheid werd geleid en uiteindelijk het Paradijs bereikte omdat zij water gaf aan een arme hond die erg verhongerd was. Een andere vrouw, die een kat van honger liet sterven, werd naar de Hel verwezen.

5. Een mild en vriendelijk karakter
De Profeet Mohammed ,vrede zij met hem, was zeer mild in zijn omgang met mensen. Hij was nooit kwaad op iemand voor de vernederingen die hij onderging. Toen zijn vrouw A’isha, moge God tevreden zijn met haar, het onderwerp van geroddel werd, dacht hij er niet eens aan om de roddelaars te straffen, zelfs nadat A’isha’s onschuld was aangetoond. Bedoeïnen kwamen hem dikwijls opzoeken en waren erg onbeleefd. Hij fronste daar zelfs niet de wenkbrauwen voor.

6. Een vrijgevig karakter
De Profeet, vrede zij met hem, was ook de meest vrijgevige der mensen. Hij hield ervan om al zijn bezittingen uit te delen. Toen zijn profeetschap was begonnen, besteedden hij en zijn rijke vrouw Khadija alles wat ze bezaten in de opdracht die God had gegeven. Toen Khadija, moge God tevreden zijn over haar, stierf, had hij geen geld voor een lijkkleed voor haar. Gods Boodschapper ,vrede zij met hem,  moest toen geld lenen voor de begrafenis van de eerste persoon die moslim werd en zijn eerste toeverlaat.

Volgens de Profeet, vrede zij met hem, is de wereld zoals een boom waaronder de mensen zitten om schaduw te hebben gedurende een lange reis. Niemand kan voor altijd in de wereld blijven leven, dus moeten mensen in de wereld de noodzakelijke voorbereidingen treffen voor het tweede deel van de reis die ofwel naar het Paradijs ofwel naar de Hel leidt. De opdracht van Gods Boodschapper, vrede zij met hem, was om mensen naar de waarheid te leiden en daarom besteedde hij zijn hele bezit en zijn leven om dit doel te bereiken. Op een dag zag Oemar, vrede zij met hem, hem op een ruwe mat liggen en huilde terwijl hei sprak:

‘O Boodschapper van God, terwijl koningen in zachte donsdekens slapen, ligt gij op een ruwe mat! Gij zijt de Boodschapper van God en verdient daarom meer dan enige andere mens een gemakkelijk leven.’ De Boodschapper, vrede zij met hem, antwoordde hem: ‘Stemt gij er niet mee in dat de rijkdommen van deze wereld aan hen toebehoren en dat wij de rijkdommen van het Hiernamaals zullen bezitten?’

Islam keurt een kloosterleven niet goed. Islam is gekomen om de rechtvaardigheid en welzijn te verzekeren voor de mensheid, maar waarschuwt de mensen tegen overdreven gemakzucht. Omwille van deze reden hebben vele moslims gekozen voor een ascetisch leven. Alhoewel zij meestal rijk werden na de dood van de Boodschapper, vrede zij met hem, waren ze er sommigen zoals de kaliefen Abu Bakr, Umar en Ali, die een sober leven verkozen. Gedeeltelijk was dit omdat zij wensten te leven zoals de armste van hun volk en gedeeltelijk omdat zij kozen om strikt het voorbeeld te volgen van de Profeet, vrede zij met hem.

7. Een nederig karakter
De Profeet Mohammed, vrede zij met hem, was de meest nederige der mensen. Daar hij iedere dag een hogere spirituele rang bereikte, nam zijn nederigheid nog toe, ook zijn dienstbaarheid tegenover God. Hij gaf er de voorkeur aan een sobere profeet te zijn boven een profeetkoning.

Bij het bouwen van de Moskee van Medina na de ‘Hijra’ droeg hij twee, in de zon gedroogde bouwstenen terwijl alle andere er één droegen. Bij het graven van de gracht in het Gevecht van de Greppel of Gracht, bonden de Gezellen een steen rond hun maag om de honger niet te voelen. De Boodschapper, vrede zij met hem, bond twee stenen rond zijn maag, want hij was hongeriger dan alle anderen. Ooit zag een man hem en, door zijn indrukwekkende verschijning, begon hij van angst te beven. De Boodschapper, vrede zij met hem, kalmeerde hem en sprak: ‘Broeder! Wees niet bang! Ik ben een mens zoals jij en mijn moeder at droog brood.’ Bij een andere gelegenheid werd hij bij de hand genomen door een vrouw die aan waanzin leed en hem zegde: ‘Kom en doe mijn huiswerk.’ Gods Boodschapper, vrede zij met hem, ging met de vrouw mee en deed het werk. A’isha, zijn vrouw, vermeldde dat de Boodschapper, vrede zij met hem, zijn kleren herstelde, zijn schoenen repareerde en zijn vrouwen hielp bij het huishouden.

Ali, de vierde kalief, moge God tevreden zijn over hem, beschreef de Profeet, vrede zij met hem, als volgt:

”Gods Boodschapper was de meest vrijgevige der mensen bij het wegschenken en de mildste en eerste van hen in geduld en volharding. Hij was de eerlijkste der sprekers, de meest beminnelijke en meevoelende in gezelschap en de nobelste in de familie. Wie hem voor het eerst ziet,wordt getroffen door ontzag voor hem maar wie hem beter kent, wordt diep door hem aangetrokken en wie hem tracht te beschrijven zegt: ‘Ik heb, noch eerder noch later iemand gezien zoals hij, vrede zij met hem.”

Behalve het overbrengen van Gods Boodschap naar de mensen het uitvoeren van de opdracht van goddelijk profeetschap, wat kan Mohammed, vrede zij met hem, nog meer hebben bewogen om een dergelijk sober en streng leven te leiden? En welk degelijk argument kan worden ingebracht tegen zijn profeetschap?

Hoe was het leven van Mohammed (vzmh) voor zijn profeetschap?

De Profeet Mohammed, vzmh, werd vanaf zijn geboorte grootgebracht in de waarneming en zorg van God. Al vóór zijn geboorte kwam zijn vader te overlijden. Hij moest al zijn vertrouwen in God leggen en zich volledig aan Hem onderwerpen.

Jaren later bezocht hij zijn vaders graf in Medina, waar hij zijn tranen de vrije loop liet. Bij zijn terugkeer zei hij: Ik beweende mijn vader en smeekte God hem te vergeven.

Door de dood van zijn vader ontnam God hem zijn grootste menselijke steun. Dit maakte hem ervan bewust dat er

Tot op zekere hoogte genoot hij de bescherming van zijn grootvader en oom, maar hij kwam tot het besef dat God zijn ware hoeder was. In elk wonder, in elk doel, en in elke verwezenlijking onderscheidde hij de hand en de oorzakelijkheid van de enige schepper van het universum. De eenheid van God werd hem geopenbaard in het licht van de Goddelijke eenheid.

Vanwege de dood van zijn vader werd hij de ‘onvergelijkelijke ouderloze parel’ genoemd. In verband hiermee richtte God zich vele jaren later tot hem: En jouw Heer zal jou zeker gunsten schenken, zodat jij tevreden zult zijn. Heeft Hij jou niet als wees gevonden en jou in bescherming genomen? … En Hij heeft jou behoeftig gevonden en rijk gemaakt. Wat de wees betreft: beledig hem niet. En wat de bedelaar betreft: wijs hem niet af. (Ad Dhoeha, 93. 5-6, 8-10)

De ‘onvergelijkelijke ouderloze parel’ verloor niet alleen zijn vader. Ook zijn moeder, Amina, stierf toen hij nog klein was. Mohammed, vzmh, was nog maar zes jaar oud toen zijn moeder, op vijf- of zesentwintigjarige leeftijd, het leven verloor in het dorp Abwa. Ze was net teruggekeerd van een bezoek aan het graf van haar man in Medina. Zo maakte hij kennis met de pijn door zijn vader en moeder achtergelaten te zijn van de afwezigheid van zijn ouders. In feite leerde en onderging hij dit allemaal omdat hij gezonden was om alles aan de mensheid te leren en in elk opzicht een voorbeeld te zijn.

Toen Mohammed, vzmh, zijn ouders verloor, werd hij in bescherming genomen door zijn grootvader Abd al Muttalib, een gerespecteerde ouderling van Mekka. Daarom behoedde God Abd al Muttalib voor elke vorm van tegenspoed. Deze sloot zijn kleinzoon in zijn armen en bood hem steeds de ereplaats in zijn huis aan. Hij voelde aan dat zijn kleinzoon ter redding van de mensheid op moest groeien. Mohammed, vzmh, was zo edelmoedig en goedgemanierd dat zijn grootvader zijn Profeetschap voorzag. Toch was hij onder zijn voorvaders niet de enige die dit deed. Kab ibn Luavy, die door sommigen ook als een profeet wordt gezien, voorspelde dat de Laatste Boodschapper opgevoed zou worden door zijn eigen nageslacht. Hij noemde hem zelfs bij naam: ‘Plotseling zal de profeet Mohammed verschijnen; Hij zal tijdingen brengen en oprecht zijn in zijn tijdingen.’

De eerbare grootvader van Mohammed, vzmh, die zelfs niet door de grote oorlog van Abraha tot tranen kon worden gebracht, huilde bittere tranen op zijn sterfbed. Zijn zoon, Abu Talib, kwam bij hem en vroeg waarom hij huilde. Hij antwoordde: ‘Ik huil omdat ik Mohammed niet lang meer zal kunnen omhelzen,’ en voegde daar aan toe: ‘Ik ben bang dat mijn onvergelijkelijke parel iets zal overkomen.’ Ik vertrouw hem aan jou hoede toe.’

Abu Talib nam de bescherming van Mohammed, vzmh, op zich en als wederdienst zou zijn zoon, Ali, gezegend worden met het vaderschap van diens nageslacht. Na zijn Profeetschap zei de Boodschapper van God, vzmh, tot Ali: Het nageslacht van elke profeet komt voort uit hemzelf, maar mijn nageslacht zal uit jou voortkomen. Als erfgenaam van de Profeet zijn heiligheid, zou Ali tot aan de laatste dag de vader en de grootste aller heiligen worden. Dit is de beloning die Abu Talib gegeven werd voor het helpen van Mohammed, vzmh.

Abu Talib beschermde Mohammed, vzmh, met uiterste zorg. Geschiedschrijvers en biografen zoals ibn Ishaq vertellen dat Abu Talib zijn neef, toen die tien of twaalf jaar oud was, met een handelskaravaan meenam. Ergens in de buurt van Damascus hielden ze halt. Ze lieten hem, de jongste, de wacht bij de karavaan houden. Vanuit een nabij klooster werd de karavaan door een monnik die de komst van de Laatste Profeet, vzmh, verwachtte zorgvuldig in de gaten gehouden. De monnik, Bahira genaamd, had gezien dat de karavaan gevolgd werd door een wolk die stopte wanneer de karavaan stopte en die weer in beweging kwam zodra de karavaan vertrok, alsof hij een van de leden van de karavaan schaduw wilde verlenen. ‘Dit is een speciaal kenmerk van profeten. De verwachte profeet moet zich in die karavaan bevinden,’ dacht hij.

Toen de karavaan nabij zijn klooster halt hield, liet Bahira de handelaren komen en nodigde hij hen uit om te blijven eten. Hij merkte dat de wolk nog steeds boven de karavaan zweefde. Bahira vroeg aan Abu Talib of er iemand achtergelaten was. Abu Talib antwoordde dat er alleen nog een kleine jongen was die hun zaken bewaakte. De monnik vroeg hem de jongen te halen. Toen Mohammed, vzmh, kwam nam Bahira Abu Talib ter zijde en vroeg wat zijn relatie tot de jongen was. ‘Hij is mijn zoon,’ antwoordde Abu Talib. Bahira betwiste dit echter: ‘Hij kan je zoon niet zijn. Volgens de boeken moet zijn vader voor zijn geboorte gestorven zijn.’ Hij voegde eraan toe: ‘Laat me je deze goede raad geven. Breng de jongen onmiddellijk terug. De joden zijn afgunstig. Als ze hem herkennen, dan zullen ze hem kwaad doen.’ Abu Talib excuseerde zich bij de andere leden van de karavaan en keerde met zijn neef terug naar Mekka.

De profeet Mohammed, vzmh, maakte op vijfentwintigjarige leeftijd een tweede reis. Deze keer met de handelskaravaan van Khadija, een eervolle weduwe waarmee hij later zou trouwen. Tijdens deze reis ontmoette hij Bahira nogmaals. De monnik was zeer verheugd met deze tweede ontmoeting en vertelde Mohammed, vzmh: ‘U zult een profeet zijn, de Laatste Profeet. Ik wens dat God me laat leven om dit te kunnen meemaken. Ik zal u volgen, uw schoenen dragen en u beschermen tegen uw vijanden!’

Mohammeds, vzmh, kindertijd en jeugd vormden een inleiding op zijn profeetschap. Naast zijn andere verheven en prijzenswaardige eigenschappen was iedereen het erover eens dat hij oprecht en betrouwbaar was. Hij loog en bedroog nooit en verbrak nooit een belofte. Hij heeft nooit deelgenomen aan de jahiliya. Hij werd ‘de oprecht betrouwbare man’ genoemd, zelfs door zijn ergste vijanden.

Men zei van hem: ‘Als je op reis moet en je hebt iemand nodig om over de veiligheid van je vrouw te waken, dan kun je haar zonder aarzeling aan Mohammed toevertrouwen. Hij zal zelfs nog geen kortstondige blik op haar gezicht werpen. Als je je rijkdom ter bewaking aan iemand wilt toevertrouwen, vertrouw het dan toe aan deze betrouwbare, eerlijke man. Hij zal het nooit aanraken. Als je iemand zoekt die nooit leugens vertelt en nooit een belofte breekt, ga meteen naar Mohammed, want wat hij ook zegt, het is waar.’

Degenen die hem uit zijn kindertijd kenden, geloofden onmiddellijk in hem toen hij zijn profeetschap bekendmaakte. Onder hen bevonden zich Abu Bakr, Uthman, Talha, Zubayr, Abu Dharr en Yasir. Toen Ammar zijn vader, Yasir, vertelde dat hij in Mohammed, vzmh, geloofde, antwoordde deze laatste: ‘Als Mohammed zegt dat God Eén is, dan is het waar. Hij liegt nooit.’

In de prille dagen van zijn Profeetschap riep de Profeet Mohammed, vzmh, het volk van de Quraysh eens op om samen te komen aan de voet van de heuvel van Abu Qubays. Hij vroeg hen: Zouden jullie mij geloven als ik jullie vertelde dat achter deze heuvel een vijandige menigte wacht om jullie aan te vallen? ‘Ja, we zouden u geloven,’ antwoordden allen, zelfs zijn oom Abu Lahab, zijn meest bittere en verhitte vijand.

Toen de mensheid dringend iemand nodig had die het ongeloof kon vernietigen en nieuw leven in deze wereld kon blazen, zond God Mohammed, vzmh, om alle soorten verderfelijkheid te stoppen. In de woorden van Ahmad Shawky: De zon der leiding was geboren en het hele universum werd verlicht. Een glimlach verscheen op de lippen van de tijd en zijn lof werd gezongen.

Toen hij jaren later aan de horizon van Medina verscheen zongen de onschuldige kinderen van deze verlichte stad zijn roem als volgt: De ‘volle maan’ kwam over ons op vanaf de heuvels van Wada. Het is daarom aan ons om God te danken zolang degenen die bidden en Hem smeken dit blijven doen.

Hoe was het karakter van profeet Mohammed (vzmh)?

Profeet Mohammed, vrede zij met hem, had een opvallend karakter. Eerwaarde Bosworth Smith merkt hierover op: “Als staatshoofd én hoofd van de Kerk, was hij Caesar en de Paus in één; maar hij was paus zonder de rechten van de paus en Caesar zonder de legioenen van Caesar, zonder bestaand leger, zonder bodyguard, zonder paleis, zonder vast inkomen. Als iemand het recht zou hebben te zeggen dat hij met behulp van een Goddelijk recht heerste, zou dat Mohammed, vrede zij met hem, zijn, omdat hij alle macht had zonder instrumenten en zonder de steun daarvan. Hij gaf niet om machtsvertoon. De eenvoud van zijn persoonlijke leven stemde overeen met zijn publieke leven.”

Hoewel hij met gemak als een koning had kunnen leven, leidde hij een eenvoudig leven en bezat hij naast een paar essentiële benodigdheden, geen wereldse zaken. Zijn huis bestond uit een hut (met muren) van ongebakken klei en een rieten dak van palmbladeren, dat met kamelenhuid was bedekt. In zijn kleine kamer lagen een biezen mat, een kussen gevuld met palmbladeren, een dierenhuid op de grond en een leren waterzak en wat wapens. Naast een kameel, paard, ezel en wat land, had hij geen aardse bezittingen.

Toen een aantal van zijn volgelingen op een dag de afdruk van zijn matras op zijn lichaam zagen, wilden zij hem een zachter bed geven, maar hij weigerde het aanbod beleefd, met de woorden “Wat moet ik met aardse spullen. Mijn band met de wereld is als die van een reiziger die eventjes uitrust in de schaduw van een boom en vervolgens verder gaat.”

Hij drukte moslims op het hart om vriendelijk te zijn voor de armen en hen met behulp van aalmoezen, liefdadigheid en op andere manieren te helpen. Hij zei: “Degene die zich vol eet en zijn buurman honger laat lijden, is geen perfecte moslim.” Hij vroeg: “Houden jullie van jullie Schepper? Houdt dan in de eerste plaats van jullie medemensen.”

Hij was van nature zachtmoedig en vriendelijk, altijd minzaam en bereid de fouten van anderen over het hoofd te zien. Beleefdheid en hoffelijkheid; mededogen en zachtmoedigheid; eenvoud en bescheidenheid, waren enkele kenmerken van zijn karakter. Hoewel hij in feite aan het hoofd van Arabië stond en een boodschapper van Allah was, nam hij nimmer een superieure houding aan. Niet dat hij dergelijke neigingen door middel van bepaalde handelingen of schijn diende te verhullen.

Hij pleegde als volgt te bidden: “O God! Ik ben slechts een mens. Als ik iemand op een of andere manier kwets, vergeef mij dan en straf mij niet.”

Hij ontving mensen altijd hoffelijk en toonde respect voor ouderen en stelde: “Het eren van een oude man is respect tonen voor Allah.” Tijdens een bijeenkomst deed hij dusdanig zijn best om niet op een opvallende plaats te gaan zitten, opdat mensen die binnenkwamen moeite hadden hem te onderscheiden en moesten vragen wie van de aanwezigen de Profeet, vrede zij met hem, was. Hij ging bij de nederigste mensen zitten, en zei dat rechtschapenheid het enige criterium was waarmee iemand zich van anderen kon onderscheiden. Steevast nodigde hij mensen, studenten, dienaren en de armste gelovigen uit, om samen met hem aan zijn karige maaltijden deel te nemen.

Er was geen enkel soort huishoudelijk werk waar hij zich te goed of verheven voor voelde. Zijn vrouw A’isha heeft gezegd: “Hij hielp altijd mee met huishoudelijk werk en herstelde van tijd tot tijd zijn kleding, repareerde zijn schoenen en dweilde de vloer. Hij melkte, tuierde de grazende dieren, gaf de dieren te eten en deed de huishoudelijke boodschappen.”

Hij schroomde niet om het laag gewaardeerde werk van anderen te doen, in het bijzonder van wezen en weduwen. Toen er op een dag in het huis van zijn metgezel Kab Bin Arat, die op expeditie was, geen man aanwezig was, ging hij iedere dag naar diens huis om het vee te melken.

Hij verkondigde de mensen vertrouwen te hebben in Allah. Zijn hele leven was een verheven voorbeeld van de leer (die hij verkondigde). In de eenzaamheid van Mekka, te midden van achtervolging en gevaar, bij tegenslagen en rampspoed komt zijn volledige geloof en vertrouwen in Allah als overheersend kenmerk van zijn leven naar voren. Hoe groot het gevaar waar hij zich in bevond ook was, hij verloor nooit de hoop en stond zichzelf niet toe zich drukker te maken dan nodig was. Onder druk van vervolging in Mekka, vroeg zijn oom Aboe Talib hem zijn missie af te breken, maar hij antwoordde kalm: “Lieve oom, laat je niet leiden door mijn eenzaamheid. De waarheid zal niet lang zonder steun blijven.

Op een dag zal heel Arabië en daarbuiten diens zaak omarmen.” Toen de houding van de oppositie in Mekka dreigender werd, smeekte Aboe Talib zijn neef nogmaals om zijn missie af te breken, maar hij antwoordde: “O mijn oom, al gaven ze mij de zon in mijn rechter- en de maan in mijn linkerhand om me te dwingen mijn werk te staken, dan zou ik daar waarlijk niet van afzien totdat Allah Zijn zaak geopenbaard zou hebben, of ik zou sterven in de poging daartoe.”

Profeet Mohammed, vrede zij met hem, stond dusdanig bekend als een waarheidlievende persoon dat nadat hij zijn profeetschap openbaarde, zelfs zijn vijanden hem niet van leugens konden beschuldigen. Vóór zijn profeetschap was zijn bijnaam Al-Amin, ‘de betrouwbare.’ Tijdens de zware jaren van vervolging en onderdrukking in Mekka, besloten de leiders van de zware oppositie hem te vermoorden om de zaak te beslechten. Zij hadden een grote som geld verzameld als beloning voor de moordenaars. Omdat zij elkaar met het geld niet toevertrouwden, gaven zij het aan Mohammed, vrede zij met hem, om te bewaren, dezelfde persoon die zij met dat geld wilden laten ombrengen (!).

Niet alleen stelde hij zich betrouwbaar op tegenover mensen, hij waarschuwde mensen ook voor het oneerlijk bejegenen van dieren. Op een dag toen hij iemand zijn paard onder bepaalde voorwendselen zag roepen, zei hij: “Je moet stoppen met het bedriegen van dieren. Je dient zelfs in de behandeling van hen betrouwbaar te zijn!”

De Profeet, vrede zij met hem, vroeg mensen vriendelijk en rechtvaardig te zijn. Als hoogste rechter en scheidsrechter, als de leider der mensen, als een hervormer en boodschapper hield hij zich altijd bezig met mensen en hun zaken. Hij had vaak te maken met tegenover elkaar staande en oorlogvoerende stammen, waarbij het rechtvaardig zijn tegenover de ene, het gevaar met zich meebracht de andere partij tegen zich in het harnas te jagen. Toch week hij nimmer van het pad der rechtvaardigheid af. In het toepassen van rechtvaardigheid maakte hij geen onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen, vrienden of vijanden, hoog of laag (in de maatschappij geplaatsten). Ondanks hun vijandigheid ten opzichte van de profeet (vzmh), waren de Joden zo onder de indruk van zijn onpartijdigheid en rechtvaardigheidsgevoel, dat zij hun zaken naar hem brachten en hij daar volgens het joodse recht over oordeelde.

Op een dag duwde hij in het gedrang van een menigte per ongeluk een man met een stok omver, waarbij deze een lichte schaafwond opliep. Hij vond dit zo erg dat hij de man zei dat deze zich mocht vergelden, maar de man zei: “O Boodschapper van Allah, ik vergeef u.”

Mohammed, vrede zij met hem, vroeg mensen ideeën van superioriteit op basis van ras, familie(afkomst) of wereldse zaken te vermijden, omdat rechtschapenheid het enige criterium is waarmee iemand zich van anderen kan onderscheiden. In een tijd waarin zwarten slechts geschikt werden geacht als slaven, was zijn belangrijkste helper in de moskee, een zwarte Afrikaan, genaamd Bilal.

De Profeet, vrede zij met hem, predikte niet alleen dat mensen vriendelijk voor elkaar moesten zijn, maar voor alle levende wezens. Hij verbood het couperen van de staart en manen van paarden, het brandmerken van dieren op zachte plekken en het gezadeld houden van paarden. Wanneer hij een te zwaar beladen of ondervoed dier zag, benaderde hij de eigenaar ervan en zei hij: “Vrees Allah voor de manier waarop je dieren behandeld.” Een andere keer zei hij: “Waarlijk, er is een hemelse beloning voor iedere daad van vriendelijkheid die men jegens een levend dier begaan heeft.”