geloof

Hoe moeten we naar de islam en terrorisme kijken?

De islam staat terrorisme niet toe en toont geen enkele vorm van tolerantie jegens terrorisme. Zelfs in de letterlijke betekenis van het woord ‘islam’ vinden we verwijzingen naar vrede. Letterlijk betekent ‘islam’ namelijk ‘onderwerping’ of ‘overgave’ en ‘moslim’ betekent ‘degene die zich heeft onderworpen.’ Daarnaast is het woord ‘islam’ afgeleid van de stam ‘seleme,’ wat vrede betekent.

In religieus opzicht wordt een moslim dan ook gedefinieerd als iemand die zich vanuit een diepgaand geloof heeft overgegeven aan Allah en als gevolg daarvan vrede in zichzelf, zijn of haar sociale en natuurlijke omgeving heeft gevonden.

Door moslim te zijn, vormen mensen één geheel met de volmaakte orde in het universum. Volgens de Koran, heeft elke entiteit in het universum zich aan de Wil van Allah onderworpen door de Goddelijke wetten te volgen die in de natuur en het universum gelden (Koran 3:83). Zo volgt de aarde bijvoorbeeld altijd dezelfde baan, die Allah voor haar bepaald heeft. In die zin, heeft de aarde zich onderworpen aan Allah. Bedenk hoe bijen altijd honing maken en spinnen hun webben weven. We zouden kunnen zeggen dat zowel de bij als de spin zich hebben onderworpen aan Allah, door in overeenstemming met hun voorbestemde predispositie te leven. Het zou dan ook niet meer dan billijk zijn om de aarde en de bij moslim te noemen. Wat dat betreft, kan iedereen die zich heeft onderworpen aan Allah, als moslim beschouwd worden.

Aan de andere kant, is een ‘terrorist’ iemand die mensen bang maakt, wanorde en chaos veroorzaakt. Hieruit kan worden afgeleid, dat een echte moslim, nooit een terrorist kan zijn en een terrorist geen echte moslim. De woorden ‘moslim’ en ‘terrorist’ hebben volkomen tegenovergestelde betekenissen en kunnen dan ook niet in één adem gebruikt worden.

Terrorisme heeft geen religie

Helaas gebruiken de media maar al te vaak de term ‘moslimterrorist’. Deze term komt voort uit de verkeerde opvatting en het verkeerde beeld dat mensen door eeuwen van verkeerd geïnformeerd te zijn, met de islam en moslims associëren. We hebben het nooit over ‘christenterroristen’ in Ierland of ‘joodse terroristen’ in Palestina. Een terrorist is een terrorist. Terrorisme heeft geen religie.

De islam predikt rechtvaardigheid en instrueert haar volgelingen om volkomen rechtvaardig te zijn. Dit betekent dat het niet is toegestaan een boot vol criminelen te laten zinken, wanneer er ook maar één onschuldige aan boord is. Laat staan dat de onschuldige overboord gegooid zou worden in reactie op de criminelen. De Koran laat ons weten dat het onterecht doden van een enkele persoon, gelijk staat aan het vernietigen van de gehele mensheid (Maidah, 5:32). Daarom is het ondenkbaar en totaal onmogelijk om het doden van onschuldige burgers door middel van de islam of moslims te rechtvaardigen.

Heeft de religie islam aanpassingen ondergaan?

In de islam en voor de meerderheid van de moslims zijn er geen fundamentele veranderingen geweest, die de islam nieuwe richtingen tegen de geest van religie in, liet inslaan. In de lange geschiedenis van de islam zijn er wel enkele religieuze of politieke leiders geweest die nieuwe doctrines of radicale interpretaties van de islam introduceerden. De Kharisjieten en Osama bin Laden zijn voorbeelden uit het verleden en heden van mensen die de islam als een weg van geweld hebben geïnterpreteerd. Dergelijke extreme interpretaties hebben in de wereldwijde moslimgemeenschap nooit massale navolging gehad. De zelfbehoudende aard van de islam en de beschermende instincten van moslimgeleerden hebben ertoe bijgedragen dat de islam tot op de dag van vandaag behouden is gebleven.

Wat gebeurt er in de moslimwereld wanneer een werkelijke verandering of nieuw perspectief nodig is? Uiteraard zullen mensen met weinig tot geen enkele invloed, geen blijvende verandering kunnen veroorzaken. Ook veranderingen die door de staat worden opgelegd, werken niet, zoals het falen van de Taliban en de theocratie in Iran laten zien. De enige manier om blijvende verandering teweeg te brengen is door middel van een gerespecteerde spirituele leider die veel vertrouwen geniet en een menigte die hem of haar volgt. Dit is de reden dat profeet Mohammed (vzmh) heeft gezegd dat de geleerden (zowel vrouwen als mannen) de erfgenamen van de islam zijn.

Moslimgeleerden hebben altijd begrepen dat het hun taak was om de details van de islam te onderzoeken, begrijpen, coderen, vereenvoudigen en uit te leggen aan de gewone moslims, die niet de tijd hadden dit zelf te doen. Zij zagen het niet als hun taak om fundamentele wijzigingen aan te brengen in hun religie. Zij voelden zich juist verantwoordelijk om de boodschap van de islam te behouden. Het idee hier achter is: aangezien de islam de laatste en geperfectioneerde boodschap van God is, dient deze in zijn oorspronkelijke vorm behouden te worden. Het is de taak van de geschoolde geleerden om de islam te behouden door elke interpretatie die de zuivere boodschap van de islam in de loop der tijd zou kunnen vertroebelen, te verwijderen.

De islam is als een roos waarvan de blaadjes zich met de tijd, met het ontwikkelen van de mensheid, ontvouwen. Profeet Mohammed (vzmh) heeft gezegd dat, omdat er na hem geen profeten meer zullen komen, God iedere honderd jaar een moejaddid (vernieuwer) zal inspireren om de boodschap van de islam nieuw leven in te blazen.[1] De moejaddid heeft de taak om de oorspronkelijke boodschap van de islam te verkondigen op een manier die de mensen van zijn of haar tijd kunnen begrijpen en een oplossing te vinden voor de grootste uitdagingen waar de moslims van die tijd zich voor geplaatst zien.

Zo wordt Imam Shafii bijvoorbeeld als de moejaddid van de 9e eeuw (n.C.) gezien. Hij wist consensus onder juristen te bewerkstelligen door hen onder een enkele methodologie te verenigen, waarmee de vraag werd opgelost hoe het menselijke verstand zich met de soenna(h) kon verenigen, bij het vaststellen van wettelijke bepalingen. Een ander algemeen erkende moejaddid is Al-Ghazali, de geleerde uit de 11 eeuw, die aan de hand van het voorbeeld van de profeet (vzmh) een unieke synthese van de wet en spiritualiteit wist te geven en zo een einde maakte aan de scheiding tussen filosofie en het Soefisme. Said Noersi (1876-1960) is een geleerde, die door een aanzienlijk aantal moslims als de moejaddid van de afgelopen eeuw wordt gezien. Enkel uitgaand van de koran, was hij in staat de essenties van het islamitische geloof uit te leggen en de schijnbaar tegenstrijdige gebieden van wetenschap, filosofie en spiritualiteit met elkaar te verenigen.

De invloed die Said Noersi in de afgelopen eeuw op het bewustzijn van moslims en het religieuze gedachtegoed heeft gehad, is zeer groot, vooral in Turkije. Volgens Noersi liggen de problemen waar de moslimwereld mee te maken heeft, diep onder de oppervlakte van de huidige gebeurtenissen. De oorzaak wortelt in de collectieve aanval van de materialistische filosofie en diens atheïstische aannames, waardoor mensen gingen twijfelen en de religie volledig de rug toekeerden. Het gebrek aan geloof zorgde er op haar beurt weer voor dat mensen slechte gewoonten ontwikkelden die een ware bedreiging vormden voor de opbouw van de samenleving.

Volgens Noersi bestond de oplossing uit een hereniging van de materialistische wetenschap en religie, waarmee het geloof van mensen beschermd en gesterkt zou worden. Hij verklaarde dat een politieke strijd onnodig was, aangezien de werkelijke oorzaak niet in de politiek lag en een politieke strijd bovendien geen effect zou hebben. Alle inspanningen dienden er op gericht te zijn een intellectuele strijd te ondersteunen. Niet alleen toonde hij met verve aan dat het verstand en geloof met de leerstellingen van de islam te verenigen waren, maar dat de koran het gebruik van het menselijke verstand juist aanmoedigde om door middel van sterke argumenten zekerheid van geloof te verwerven. Hij gaf aan dat men voor het oplossen van de problemen van de moslimwereld zou moeten beginnen met onderwijs dat de religieuze en materiële wetenschappen zou combineren, zodat in plaats van religieus fanatisme of atheïsme, wijsheid zou kunnen overheersen.

Wellicht zal de volgende moejaddid degene zijn die, op basis van de principes van de islam, een haalbaar model voor de samenleving en politiek in de moslimwereld bedenkt, dat de meerderheid van de moslims zal accepteren en tegelijkertijd de niet-moslimwereld zal aanspreken.

Wat zijn de essentiële verschillen tussen de islam en het christendom?

De islam en het christendom zijn hetzelfde wat betreft de zedelijke moraal. Beide accepteren God, openbaring, profeten, engelen en wederopstanding. De moslims vereren en accepteren ook Jezus (vrede zij met hem). Voor moslims zijn deze overeenkomsten zeer vanzelfsprekend en in feite noodzakelijk, omdat moslims geloven dat de God (Allah) Jezus (vrede zij met hem) heeft gezonden om de mensheid te leiden en op een later tijdstip Profeet Mohammed (vrede zij met hem), met dezelfde missie heeft gezonden.

Desondanks, zijn er ook belangrijke verschillen. Moslims geloven dat een van de redenen dat Mohammed (vrede zij met hem) als profeet gezonden werd, was om bepaalde aspecten van het christelijke geloof, waarover christelijke geleerden en geestelijken het niet volledig eens waren, te corrigeren.

Essentiële verschillen tussen moslims en christenen zijn:

1. Het concept van God. Het idee dat God een zoon heeft, is in tegenspraak met het islamitische geloof. Volgens de islam “verwekt God niet, noch is Hij(zelf) verwekt.”(Koran, 112/3)

2. De drie-eenheid. Het christendom kent de leer van drie-eenheid: God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De Bijbel vermeldt dat Jezus God in een menselijke gedaante is: God werd een mens (Johannes 1:1,14). De drie-eenheid wordt niet geaccepteerd door de islam. Volgens de islam bezit alleen God goddelijkheid. Zowel Jezus (als onderdeel van de drie-eenheid) als de Heilige Geest zijn volgens de islam geschapen wezens zonder enige goddelijkheid. “Alle lof komt Allah toe Die Zich geen zoon heeft genomen en Die geen mededinger heeft in Zijn Koninkrijk noch heeft Hij enige helper wegens zwakheid” (Koran, 17/111).

3. Goddelijkheid van Jezus. De islam kent niemand anders dan God goddelijkheid toe. Jezus (vrede zij met hem) wordt in de Koran beschreven als “het woord van God en een geest van Hem” (Koran 4/171). De geboorte van Jezus (vrede zij met hem) was even wonderlijk als de schepping van Adam (vrede zij met hem). Dat Adam zonder ouders tot wereld is gekomen, wil niet zeggen dat Adam (vrede zij met hem) een goddelijke status heeft. Op dezelfde manier heeft ook Jezus (vrede zij met hem) geen goddelijke status volgens de islam. Hij was een profeet net als alle andere profeten. Het christendom daarentegen ziet Jezus als de Zoon van God (Mattheüs 16:16). Door het leren kennen van Jezus is het mogelijk om God te leren kennen. Jezus zegt: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9b).

4. Erfzonde. De islam verkondigt dat Adam (vrede zij met hem) in het Paradijs leefde met Eva. God verbood hen om de vruchten van één boom te eten. Satan verleidde Adam en Eva om wel van de boom te eten. Zij zwichtten voor het verhaal van satan en aten een aantal vruchten van de boom. Als straf voor hun zonde, zette God hen uit het Paradijs. Adam en Eva hadden diep spijt van hun fout en toonden oprecht berouw en God, de Barmhartige, heeft hen uiteindelijk vergeven. Volgens de islam draagt daarom niemand de zonden van een ander, ook niet van Adam en Eva. Zij zijn immers vergeven door God. Volgens de islam wordt elk kind vrij van zonden geboren, als een onbeschreven blad, maar met het vermogen om te zondigen.

5. Redding. Volgens het christendom komt redding door het bloed van Jezus. Jezus is dus de redder van de mensheid. Hij is, als God ‘in het vlees’, op aarde gekomen om de mensheid te onderwijzen, te genezen, te corrigeren en te vergeven. Hij is volgens het christendom ook gestorven voor de zonden van de mensen. Hij stierf, zodat de mensen de boete voor hun zonden niet meer hoeven te betalen. De mensen zijn hierdoor ‘verzekerd’ van de genade van God. Het standpunt van de islam benadrukt de eigen verantwoordelijk van de mens voor zijn redding. Men kan door middel van geloof en goede daden, onder de leiding en met de genade van God, gered worden. Niemand anders dan God kan de mens redden. Natuurlijk moet de mens wel goede daden verrichten om gered te worden. In de Koran wordt vermeld: “De mens is vrijwel zeker verloren. Behalve degenen die geloven en goed doen, en elkaar waarheid en geduld opleggen” (Soera 103:2-3). “Allah heeft hen die geloven en de deugdelijke daden doen, toegezegd dat er voor hen vergeving is en een geweldig loon” (Soera 5:9).

Hoe had Oethman (ra) de Islam als geloof gekozen?

Oethman (moge Allah tevreden met hem zijn) was één van de rijkste handelaren uit Mekka en daarnaast erg vrijgevig. Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) was een goede vriend van hem en op een dag, tijdens een gesprek tussen de twee, werd hij door hem geïnformeerd over de Islam. Na de interesse van hem aangewakkerd te hebben, nam Aboe Bakr hem mee naar de Profeet (vzmh). Toen de altijd glimlachende Oethman tegenover de Profeet (vzmh) stond, sprak Mohammed (vrede zij met hem) hem als volgt aan: “Wees willig jegens de gunst van Allah, welke het paradijs is. Ik ben als gids gezonden naar jou en de mensheid die leidt naar redding.”

De directe, heldere en bondige wijze waarop de Profeet (vzmh) hem uitnodigde tot de Islam, deed hem versteld staan en hij zag geen greintje onzekerheid in Mohammed (vzmh). Hierdoor viel Oethman meteen voor het geloof, legde getuigenis af en vertelde de volgende droom welke hij recent gezien had: “O Profeet van Allah, in een gebied waar wij overnachtten onderweg van de terugreis uit Damascus, zag ik een droom waarin een rapporteur het volgende uitriep: “O slapers, ontwaak! Ahmed is verschenen in Mekka!” Zodra wij in Mekka arriveerden, hoorden wij vervolgens uw profeetschap.”

De bekering van de vriendelijke handelaar deed bij veel heidenen wederom het bloed onder hun nagels vandaan halen. Onder hen bevond zich ook zijn oom genaamd Hakem bin Eboe’l-As. Deze bruut-ingestelde man wist dondersgoed dat Oethman zodanig respectvol en bescheiden was, dat hij geen tegenstrijd zou leveren als zijn oom hem zou straffen. Uiteraard zou een barbaar als Hakem het niet kunnen laten om van een dergelijke eigenschap misbruik te maken.

Toen zijn ergernis haar toppunt had bereikt, zocht hij zijn neef op en greep hem om hem vervolgens mee te sleuren naar een folterpaal. Hij bond Oethman stevig vast en begon hem af te ranselen. Met afschuw kraamde hij de volgende waanzin uit: “Hoe waag jij het om het geloof van je ouders aan de kant te schuiven voor een andere religie? Zolang jij je religie niet verwerpt, zal ik jou niet vrijlaten!”

De enige reactie van Oethman hierop was: “Bij Allah, nooit en te nimmer zal ik dit absolute geloof opgeven!” Nadat Hakem hem daarop net zo lang afroste tot zijn woede suste, liet hij hem vrij omdat hij wist dat zijn neef op geen wijze om te praten was. De miserabele afgunst van Hakem kon niet op tegen de verhevenheid van Oethman.

Eigenschappen van deze uitzonderlijke metgezel van de profeet waren onder andere zijn opvallende verlegenheid en vrijgevigheid. Ook kende hij de volledige Qur’an uit zijn hoofd en reciteerde deze weleens volledig uit tijdens nachtgebeden. Graag besteedde hij zijn weelde omwille van Allah. Nooit had hij alcohol genuttigd, als één van de weinige metgezellen van de profeet, en hij was iemand die bekend stond om zijn bekoorlijke uiterlijk.

Hij bevond zich onder de tien moslims die beloofd werden met het paradijs voordat ze stierven. Ook kreeg hij de eer schoonzoon te worden van Mohammed, die hem huwde met zijn dochter Roekiyah. Vervolgens zei hij het volgende tegen zijn dochter: “Mijn geliefde dochter, heb Oethman lief. Voorwaar, onder mijn metgezellen is hij degene wiens karakter het meest op het mijne lijkt.”

Toen Roekiyah jaren later overleed en de profeet zag hoe Oethman treurde, troostte de profeet hem met de volgende woorden: “O Oethman, treur niet! Bij ALLAH, als ik honderd dochters zou hebben en ze zouden overlijden, ik zou ze één voor één huwen met jou tot er geen meer overbleef. Daar is Djibriel al, hij laat mij weten dat Allah mij beveelt om in de plaats van mijn overleden dochter, haar zusje met jou moet huwen voor hetzelfde bruidsgift.”

Mohammed (vzmh) huwde zijn gezegende metgezel met zijn dochter Oemmoe Qoelthoem. Sindsdien kreeg Oethman de bijnaam Zienoerreyn, ofwel: Drager van twee lichten.

Wordt een moslim ongelovig als die niet bidt?

Men wordt en blijft een moslim als hij/zij in de zes geloofspilaren geloofd.

Deze staan voor het geloof in Allah, de Profeten, de Engelen, Geopenbaarde Boeken, het Lot, het Hiernamaals. Zolang men één van deze niet verloochend is en blijft hij of zij een moslim.

Als moslim zijnde moeten we ons houden aan de vijf geloofspraktijken. De Sjahadah (geloofsbelijdenis), Salât (lichamelijk gebed), Sawm (vasten), Zakât (aalmoes), Hadj (bedevaart). Als men ervan bewust is dat deze dingen verricht moeten worden, maar hij of zij door een of andere ongeldige reden/smoes deze niet verricht, dan is men een zondaar. Hiervoor zal men zijn/haar verantwoording moeten afleggen tegenover Allah.

Dus men is een zondige moslim, maar nog steeds een moslim!

Alleen als men de bovenstaande geloofspraktijken niet accepteert als een onderdeel van de islam en de gebeden niet verricht omdat hij/zij zegt dat het niet verplicht is, dan zal men ongelovig worden. Want in de Koran staat duidelijk dat het gebed verplicht is.

Geloven moslims in het onzichtbare?

Een feit is dat wij niet alleen afhankelijk zijn van de vijf zintuigen. De mens kan van alles zien, proeven, voelen, ruiken en horen. De mens kan echter allerlei zaken zoals zwaartekracht, elektriciteit en radioactieve straling niet zien en niet voelen en ook niet horen, hoewel over het bestaan van deze dingen geen twijfel mogelijk is.

Daarnaast zijn er allerlei zaken in ons dagelijks leven zoals ons geheugen, onze wijsheid en kennis, die wij ook als ons eigen beschouwen, terwijl we ze niet eens met onze blote ogen kunnen zien. Het niet kunnen zien van iets of iemand is geen bewijs dat pleit tegen het bestaan van iets of iemand.

Als we aannemen dat elke zintuig of groep zintuigen een poort is voor een specifieke waarneming, dan kunnen we veronderstellen dat bijvoorbeeld de ogen en de oren niet geschikt zijn voor de doeleinden die gelden voor bijvoorbeeld de neus en de tong. De laatstgenoemden zijn namelijk betrokken bij het waarnemen van allerlei geuren en smaken.

Een feit daarnaast is dat elk kunststuk met de ogen waargenomen kan worden, maar de maker van het kunststuk kan in eerste instantie alleen begrepen en gewaardeerd worden in onze gedachten. Zo is ook de oneindige kennis en wijsheid van de Schepper van het universum terug te zien in Zijn schepping, en mede hierdoor een bewijs voor Zijn bestaan.

“De kennis van iemand die het bestaan van alles uitsluitend zoekt in materie bevindt zich in zijn of haar ogen. De ogen zijn echter blind als het gaat om spiritualiteit.”

Welke voorbeelden zijn er om de wederopstanding duidelijker te maken?

Binnen de islam worden moslims verwacht in het eeuwige leven na de dood te geloven. Volgens de islam is mensheid naar deze wereld gestuurd om Allah, door middel van kennis van de natuur en het universum, te (leren) kennen en te weten dat Allah bestaat door de tekenen te lezen die Allah in het universum heeft geplaatst en over die tekenen na te denken. Op zijn beurt zal dit besef leiden tot het aanbidden van Allah, wat de hoofdtaak van de mensheid is. Het in aanbidding dienen van Allah zal ertoe leiden dat men door middel van sociale dienstbaarheid een bijdrage zal willen leveren aan het leven van andere mensen. Als gevolg daarvan zal iemand zich menselijkerwijs ontwikkelen en volmaaktheid toevoegen aan de drie-eenheid van kennis, aanbidding en dienstbaarheid.

Het aardse leven is een plek van toetsing, om te zien of we het doel ervan waar zullen maken. Als consequentie van deze test zullen we worden opgewekt uit de dood voor een tweede eeuwig leven van, afhankelijk van de uitkomsten van de test van het leven, beloning of straf. Zoals voor alle leerstellingen van de islam geldt, worden we niet verondersteld dit blindelings te geloven. Allah heeft vele tekenen in ons persoonlijke leven, de natuur en het universum geplaatst, die op wederopstanding duiden.

Allah heeft de mens de dagelijkse behoefte aan slapen en dromen gegeven. Tijdens de slaap beweegt het lichaam niet en bevindt het zich in een onbewuste toestand. Tegelijkertijd dromen we tijdens onze slaap en kunnen we op prachtige plaatsen zijn en nachtmerries hebben. Naast andere doeleinden, is de slaap ontworpen om ons te laten zien dat de wederopstanding een feit is, waarvan ons iedere nacht een glimp wordt getoond.

Seizoenen en de veranderingen die we in de natuur kunnen waarnemen, wijzen op de wederopstanding. Zo lijkt een boom in de winter bijvoorbeeld tot zijn skelet gereduceerd te worden en komt deze in de lente weer tot leven. In bepaalde zin is deze weder opgewekt.

In dorre gebieden lijkt de aarde en de omgeving soms dood te zijn, zonder tekenen van planten- of dierlijk leven. Na een goede regenbui komt het landschap met vele soorten planten en dieren echter weer tot leven. “Aanschouw daarom de tekenen van Allah’s genade; hoe Hij de aarde na haar dood weer leven geeft. Hij is het voorzeker, Die de doden leven geeft, omdat Hij macht over alle dingen heeft” (30:50). In Ayers (meer in Australië) is een dergelijke wederopstanding letterlijk te zien geweest, toen het onlangs na een zeldzame regenval weer tot leven kwam, nadat het op andere momenten volledig droog had gestaan. Binnen een week kwamen vogels, vissen, dieren en plantensoorten schijnbaar uit het niets tevoorschijn.

Het is gemakkelijk voor Allah om de schepping opnieuw tot leven te wekken. Zo is het voor een getraind leger relatief gemakkelijk om na het geluid van de hoorn bij elkaar te komen, na voor en tussenperiode uit elkaar te zijn geweest. Op dezelfde wijze is de wederopstanding na de dood veel makkelijker dan de eerste schepping.

“En Hij stelt ons een vergelijking in het vooruitzicht en vergeet Zijn eigen schepping. Hij zegt: ‘Wie zal deze botten leven geven nadat ze weggerot en tot stof verworden zullen zijn? ’Zeg! Hij (Allah), Degene die hen de eerste keer geschapen heeft, zal hen leven geven! En Hij is de Alwetende van elke schepping!” (36:78-79).

Met deze manier van redeneren vertelt de Koran de lezer dat het feit dat je getuige van de huidige schepping bent, het onmogelijk maakt om aan de wederopstanding te twijfelen.

Geloof in de wederopstanding komt tot stand op basis van geloof in Allah. Zo wijzen het evenwicht en de perfectie van de subtiele kunstigheid in alle dingen in de natuur op het stempel van een oneindig Wijze en Rechtvaardige Kunstenaar, Allah. We zien echter dat er in het menselijke rijk geen sprake is van absolute rechtvaardigheid. Daarom moet er een ander rijk zijn, waarin volledige rechtvaardigheid zal heersen.

Volgens de islam zal de uiteindelijke wederopstanding van fysieke aard zijn. We zijn niet op de hoogte van de details van hoe onze fysieke samenstelling er uit zal zien. Er staan echter beschrijvingen in de Koran en de overleveringen van profeet Mohammed (vrede zij met hem) dat we aan de buitenkant eenzelfde lichamelijke verschijning zullen hebben, als we in dit leven hebben.

Wat zijn de eigenschappen van de Koran?

De Koran bestaat uit de ritmische verzen, uitdrukkingen, zinnen en hoofdstukken, die de nobele Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) heeft doorgegeven, zoals ze door Allah aan hem waren geopenbaard en die hij verkondigde als het eeuwigdurende wonder dat van zijn profeetschap getuigt. Hij daagde zowel de Arabieren van zijn tijd, die twijfelden aan de Openbaring ervan, als alle ongelovige Arabieren en niet-Arabieren die later zouden komen, uit.

De algemene definitie van de Koran luidt als volgt: De Koran is het wonderbaarlijke aan de nobele Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) geopenbaarde Woord van Allah, door vele betrouwbare kanalen opgeschreven en doorgegeven aan opeenvolgende generaties, en waarvan de recitatie een daad van aanbidding is en verplicht is tijdens de dagelijks voorgeschreven gebeden.

De Koran beschrijft enkele van haar eigenschappen als volgt:

De maand Ramadan, waarin de Koran als een leidraad voor de mensheid en duidelijk bewijs van Leiding en Onderscheid nedergezonden werd. (2:185)

Deze Koran kon door niemand buiten Allah worden voortgebracht, maar bevestigt wat ervόόr (geopenbaard) was, een uitgebreidere uitleg van de Wet – wat geen enkele twijfel lijdt – van de Heer der Werelden. (10:37)

Wij hebben het als een Arabische Koran geopenbaard, opdat jullie haar zouden begrijpen en jullie verstand zouden gebruiken. (12:2)

Deze Koran leidt naar wat juist is en brengt gelovigen die goede daden verrichten de blijde boodschap, dat zij rijkelijk beloond zullen worden. (17:9)

En inderdaad hebben Wij de Koran makkelijk te begrijpen gemaakt om er lering uit te trekken, maar of zij hier acht op zullen slaan? (54:17)

En dit is een edele Koran, een verborgen, beschermd Boek (56:77-78)

Nobele Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) zegt over de Koran:

De Koran onderscheidt waarheid en leugen. Dit is niet voor niets, want degenen die haar verwerpen, zullen gestraft worden. Zij bevat de geschiedenis van de vroegere volkeren en boodschappen van degenen die later zullen komen en regels over geschillen tussen mensen. Zij die elders leiding zoeken, zullen door Allah misleid worden. Zij is het sterke touw van Allah, de wijze instructie en het Rechte Pad. Het is een boek waar verlangens niet van af kunnen wijken en dat tongen niet kunnen verwarren. Een boek dat geleerden niet verveelt of door herhaling vermoeit en ontelbare eerbiedwaardige eigenschappen heeft. Iedereen die het hoort, zegt: “Wij hoorden een prachtige Koran die tot rechtschapenheid leidt en aldus geloven we in haar.” Degenen die hun woorden op haar baseren, spreken de waarheid. Wie door haar oordeelt, oordeelt rechtvaardig en wie tot haar (op)roept, roept (op tot) de waarheid. (Tirmizi, HN:3069)

Argumenten voor het Auteurschap van Allah voor de Koran

* De Koran verklaart:

Gij (O Mohammed) hebt hiervoor geen enkel Geschrift gelezen, noch heb je (een dergelijk Geschrift) met je rechterhand geschreven. Anders zouden degenen die leugens volgen (een reden gehad hebben om te) kunnen twijfelen. (29:48)

Het is bovendien niet te ontkennen dat Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem)ongeletterd was en de Koran de mensheid een eeuwigdurende uitdaging met een open einde heeft gegeven:

Indien jullie twijfelen aan hetgeen Wij aan Onze Boodschapper (Mohammed) hebben neergezonden, produceert dan een hoofdstuk dat er op lijkt en roept jullie getuigen buiten Allah, als jullie rechtschapen zijn (2:23)

Niemand heeft deze uitdaging met succes kunnen volbrengen.

* De Openbaring van de Koran besloeg 23 jaar. Hoe komt het dat een dergelijk Boek over Waarheid, metafysica, religieuze overtuigingen en aanbidding, gebed, recht en moraliteit, het hiernamaals, psychologie, sociologie, epistemologie, geschiedenis, wetenschappelijke feiten en de principes van een gelukkig leven, zichzelf nooit tegenspreekt? Het verklaart zelf openlijk dat het geen tegenstellingen bevat en is derhalve een Boek van Allah. Denken zij dan niet na over de Koran? Als het van een andere hand dan van Allah zou zijn geweest, zouden zij er vele tegenstellingen in gevonden hebben (4:82)

* Welsprekendheid, poëzie en retoriek stonden in het pre-islamitische Arabië in hoog aanzien. Men hield regelmatig poëzie wedstrijden en de winnende gedichten werden in goud geschreven en aan de muren van de Kaaba gehangen. Niemand had de ongeletterde Profeet (vrede en zegeningen zij met hem)ooit ook maar een paar zinnen poëzie horen zeggen. Echter de Koran die hij bracht, dwong alle bekende experts uiteindelijk om zich over te geven.

* Zelfs de ongelovigen werden erdoor gegrepen. Om de verspreiding van de islam een halt toe te roepen, zeiden ze echter dat het tovenarij was en men er niet naar moest luisteren. Toen dichters als Ghansa en Lèbid zich bekeerden en uit respect en ontzag voor de stijl en welsprekendheid van de Koran de poëzie opgaven, moesten de ongelovigen echter toegeven: “Als we het poëzie noemen, dat is het niet. Als we het als ritmisch proza bestempelen, dat is het niet. Als we het als het woord van een waarzegger omschrijven, dat is het niet.” Soms konden ze het niet helpen om ’s nachts stiekem naar de recitatie van de welbespraakte Profeet (vrede en zegeningen zij met hem)te luisteren. Zij konden hun arrogantie echter niet lang genoeg overwinnen om in de Geopenbaarde oorsprong ervan te geloven.

* Ondanks het hoge poëzie niveau, was het Arabische vocabulaire te primitief om metafysische ideeën of wetenschappelijke, religieuze en filosofische concepten op de juiste wijze uit te drukken. Door de woorden en uitdrukkingen van een eenvoudig woestijnvolk te gebruiken, maakte de islam het Arabisch zo rijk en complex dat het de taal van de meest luisterrijke beschaving werd. Een beschaving die vele volledig originele bijdragen leverde op wetenschappelijk, religieus, metafysisch, literair, economisch, juridisch, sociaal en politiek gebied. Hoe kon een ongeletterd persoon een filologische revolutie teweegbrengen die zijn gelijke in de menselijke geschiedenis niet kent?

* Ondanks haar schijnbare eenvoud, heeft de Koran vele betekenisniveaus. Zij verlicht zowel het pad voor dichters, musici en redenaars, als voor sociologen, psychologen, wetenschappers, economen en juristen. Stichters van spirituele ordes en scholen voor recht en orde hebben er alle principes in gevonden, die zij nodig hadden om hun aanhangers te leiden. De Koran laat iedereen zien hoe zij hun problemen kunnen op lossen en hun spirituele zoektocht kunnen volbrengen. Is er enig ander boek dat dit kan?

* De laatste 14 honderd jaar hebben miljarden moslims tijdens hun vijf dagelijkse gebeden delen van de Koran gereciteerd. Velen hebben haar één keer per jaar en soms zelfs één of twee keer per maand, volledig gereciteerd. Hoe meer we haar reciteren, des te meer we er voor terug krijgen en des te meer we haar willen reciteren. Mensen worden haar woorden, betekenissen en inhoud nooit beu en zij verliest nimmer iets van haar originaliteit en frisheid. Naarmate de tijd verstrijkt, blaast zij nieuwe waarheden en betekenissen in geesten en zielen, waarmee zij hun activiteit en levendigheid doet toenemen.

* De Koran beschrijft al onze fysieke en spirituele kanten en bevat principes om alle sociale, economische, juridische, politieke en bestuurlijke problemen onafhankelijk van tijd of plaats, op te lossen. Bovendien bevredigt zij tegelijkertijd het verstand en de geest en garandeert zij geluk in beide werelden.

* Ongeacht zijn of haar intelligentie, kan niemand regels opstellen om alle mogelijke problemen op te lossen. Zelfs het beste systeem moet op z’n minst iedere 50 jaar herzien worden. Belangrijker nog, geen enkel systeem kan eeuwig geluk beloven, daar de regels ervan zich beperken tot dit vergankelijke menselijke leven, dat in vergelijking met het hiernamaals ontzettend kort is.

* Daarentegen, is geen enkel element uit de Koran verouderd geraakt of toe aan herziening.

* De Koran onthult tevens het mysterie van de mensheid, de schepping en het universum. De Koran, de mensheid en het universum zijn drie “boeken” die de Schepper aan ons kenbaar maken en drie uitingsvormen van dezelfde waarheid. Derhalve heeft Degene Die de mensheid en het universum geschapen heeft, ook de Koran geopenbaard.

* Het is zeer moeilijk iemand te vinden die precies doet wat hij van anderen vraagt, of wiens daden een exacte afspiegeling van hem zijn. De Koran is echter identiek aan de nobele Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem)en is de belichaming van hem in woorden, net zoals hij in geloof en gedrag, de belichaming van de Koran is. Ze zijn twee uitingsvormen van dezelfde waarheid. Toen haar naar het gedrag van haar man gevraagd werd, antwoordde A’isja (vrouw van de edele Profeet (vrede en zegeningen zij met hem): “Leest gij de Koran niet? Zijn gedrag is de Koran.” Dit laat duidelijk zien dat de Koran en Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem)het werk van de Almachtige Allah zijn.

* Schrijvers worden normaliter zodanig door hun omgeving beïnvloed dat het bijna onmogelijk voor ze is om zich ervan los te maken. De Koran is daarentegen, net zo algemeen geldig en objectief over specifieke kwesties als zij nauwkeurig is over algemene zaken. Zelfs bij het beschrijven van het begin van de schepping, het eind der tijden, de schepping der mensheid en het leven in de andere wereld, drukt de Koran zich zeer nauwkeurig uit. Net zoals zij soms algemene conclusies trekt uit specifieke voorvallen, gaat zij soms van algemene principes naar specifieke gebeurtenissen. Deze typerende stijl kan in geen enkel menselijk werk worden teruggevonden en is derhalve een ander bewijs van haar Geopenbaarde oorsprong.

* Geen enkele schrijver heeft ooit een boek op zijn of haar gebied geschreven dat net zo nauwkeurig is als de Koran is op zulke uiteenlopende gebieden als religie en recht, sociologie en psychologie, eschatologie en zeden(leer), geschiedenis en literatuur enzovoort. Daarnaast bevat de Koran in het kort of in detail, op z’n minst de principes van alle takken van kennis en is geen enkel onderdeel van deze kennis weerlegd. Wat meer is er nodig om de Geopenbaarde oorsprong ervan aan te tonen?

* Is er een schrijver die kan claimen dat zijn of haar werk volledig juist is en dat dat altijd zo zal blijven? Wetenschappelijke conclusies veranderen voortdurend. De Bijbel ondergaat voortdurend veranderingen. Zelfs een oppervlakkige studie van in verschillende tijden en talen gepubliceerde Bijbels, toont deze veranderingen. Toch behouden de waarheden van de Koran hun frisheid en jeugdigheid. Er is nog nooit een fout of tegenstrijdigheid in gevonden. Hij is vanaf het begin van zijn openbaring onveranderd gebleven en heeft hij zijn uniciteit ten toon gespreid. Zelfs nu blijft hij nieuwe harten veroveren, zijn verborgen onbegrensde schatten onthullen en bloeien als een hemelse roos met ontelbare blaadjes.

* Kun je op basis van je kennis en reputatie van eerlijkheid in naam van de koningin, de president, de minister-president en alle andere ministers spreken; in naam van grote schrijvers, advocaten en arbeiders; en in naam van het bestuur van universitaire hoogleraren en wetenschappers? Als je dit zou kunnen, zou je dan kunnen beweren dat je hen net zo perfect vertegenwoordigt als ieder van hen van je verwacht? Als je dit zou kunnen, zou je dan voor alle zaken in het land wetten kunnen maken? Dit is precies wat de edelmoedige Profeet (vrede en zegeningen zij met hem)door middel van de Koran heeft gedaan. Hoe kun je beweren dat een ongeletterde persoon, die tot zijn 40e volledig a-politiek was, zonder Geopenbaarde inspiratie Allah en steun zulke resultaten zou kunnen behalen?

* De nobele Profeet (vrede en zegeningen zij met hem)wordt in de Koran terecht gewezen. Zou hij, als hij de schrijver ervan zou zijn, de ernstige beschuldiging vanwege zijn vrouw zo’n opmerkelijke plaats geven?

* Zijn oom Eboe Talib, die hem vanaf zijn 8ejaar had opgevoed en hem na de bekendmaking van zijn profeetschap 10 jaar lang beschermd had, heeft de islam nooit omarmd. De zachtmoedige Profeet (vrede en zegeningen zij met hem)hield zielsveel van zijn oom en hoopte op zijn bekering, maar Allah openbaarde dat: Je leidt niet wie je liefhebt, maar Allah leidt wie Hij wenst. Hij weet het beste wie er geleid wordt (28:56). Als hij de schrijver van de Koran was, zou hij gewoon kunnen beweren dat Eboe Talib de islam omarmd had.

* Vele verzen beginnen met “Zij vragen je” en gaan verder met “Zeg (als antwoord).” Deze verzen werden geopenbaard als antwoord op de vragen van moslims en niet-moslims, voornamelijk van de joden uit Medina, over toegestane en verboden zaken, de verdeling van oorlogsbuit, (astrologische) huizen van de maan, de Dag des Oordeels, Zulqarneyn (een gelovige koning uit de oudheid, die grote veroveringen in Aziё en Afrika behaalde), de geest en andere onderwerpen. Zonder een allesomvattende kennis kan iemand dergelijke vragen niet beantwoorden. Zijn antwoorden stelden echter iedereen tevreden. Dit toont aan dat hij door de Alwetende Allah werd onderricht.

* De joden en christenen waren zeer felle tegenstanders. Tenslotte heeft hij meerdere malen tegen de joden van Medina moeten vechten. Desondanks noemt de Koran Profeet Moesa (Mozes) ongeveer 50 keer en Isa (Jezus) vele malen; Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem)wordt slechts viermaal genoemd. Waarom zou iemand die onder valse voorwendselen profeetschap claimt, de Profeten van zijn tegenstanders noemen? Kunnen er andere redenen dan jaloezie, vooroordeel, egoïsme en andere negatieve emoties zijn, voor het ontkennen van het profeetschap van Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem)?

* De Koran verwijst ook naar bepaalde feiten in de schepping die pas recentelijk met moderne wetenschappelijke methoden zijn vastgesteld. Hoe kan de Koran anders dan door haar Oorsprong van Allah, letterlijk gelden voor zaken waar de mensen toen zij geopenbaard werd, geen weet van hadden? Zou de Koran wanneer het slechts een gewoon boek zou zijn, het volgende hebben kunnen bevatten: Realiseren de ongelovigen zich niet dat de hemelen en Aarde, voordat wij hen scheidden, één geheel vormden? (21:30).

Hoe wordt Jezus in de islam voorgesteld?

6 belangrijke islamitische punten over Jezus (Isa), vrede zij met hem!

1. Een persoon die niet in Jezus (Isa), vrede zij met hem, gelooft kan geen moslim zijn.

Moslims moeten in alle profeten geloven en ze ook respecteren om een gelovige te kunnen zijn. Van profeet Adam (vzmh) tot Noah (vzmh) en van Mozes (vzmh) tot Jezus (vzmh) en tot de laatste profeet Mohammed (vzmh) dienen moslims in ze te geloven en ze te respecteren.

‘’Zeg: ‘Wij geloven in Allah, in hetgeen aan ons is neergezonden en in al hetgeen aan Ibrahim, Isma’il, Ishaq, Ya’qub en aan de stammen (het nageslacht van Ya’qub) is neergezonden, en in hetgeen aan Musa en aan Isa is gegeven en in hetgeen door hun Heer aan de profeten is gegeven. Wij maken geen enkel onderscheid tussen (wie dan ook van) hen. En aan Hem zijn wij overgegevenen (als moslims).’’ (Koran 2:136)

2. Jezus had een wonderbaarlijke geboorte

Moslims geloven ook dat Jezus (vzmh) wonderbaarlijk is geboren zonder een vader. Zijn moeder was Maria (Maryam r.a.). Maria wordt door alle moslims gerespecteerd en vereerd en ze staat bekend een vrome en godvruchtige persoon te zijn. Er is een complete hoofdstuk in de Koran naar Maria (Maryam) genoemd (hoofdstuk 19 van de Koran).

3. Jezus verrichtte wonderen

Moslims geloven dat Jezus vele wonderen verrichtte, zoals het genezen van de blinden en het terug naar leven brengen van de doden.

‘’En (hij zal) een boodschapper voor de Kinderen van Isra’il (zijn): ‘Ik kom tot jullie met een teken van jullie Heer; ik maak voor jullie uit klei iets wat gelijkt op een vogel; dan blaas ik daarin en het zal een vogel worden, met toestemming van Allah. En ik genees de blindgeborenen en de melaatsen en doe de doden herleven, met toestemming van Allah.’’ (Koran 3:49)

We merken op hoe Allah uitlegt dat alle wonderen die Jezus verrichtte alleen met de toestemming van Allah konden gebeuren, zodat men niet zou denken dat Jezus zelf een god was.

4. Jezus is geen god

Moslims geloven dat Jezus een van de grootste profeten was die gestuurd is door God, maar dat hij niet goddelijk was. Moslims geloven niet dat Jezus de zoon van God is noch dat hij God verlichamelijkt. Moslims geloven dat Jezus een mens was die de taak had gekregen om het boodschap aan de mensheid te overbrengen dat er geen god is dan Allah.

5. Jezus was niet gekruisigd

Moslims geloven niet dat Jezus was gekruisigd. Ze geloven dat Jezus naar de hemel is verheven en dat God in plaats van Jezus, een van zijn vijanden op Jezus liet lijken en diegene werd gekruisigd.

‘’En omdat zei zeiden: ‘Wij hebben de Masih, Isa, zoon van Maryam, de boodschapper van Allah gedood.’ Maar zij hebben hem niet gedood, noch hebben zij hem (ten dode) gekruisigd, doch het werd hun als zodanig voorgehouden. En zij die hierover van mening verschillen, verkeren zeker in twijfel. Zij hebben daaromtrent geen kennis, doch volgen slecht een vermoeden, en zij hebben hem zeker niet gedood.’’ (Koran 4:157)

6. Jezus zal terugkeren

Moslims geloven dat Jezus zal terugkeren voor de Laatste Dagen en hij zal vrede en rechtvaardigheid op de aarde stichten.

In hoeverre is een niet-moslim verantwoordelijk voor zijn ongeloof?

Degenen die deze vraag stellen suggereren dit: “Aangezien we in Allah en zijn Profeet (vrede zij met hem) geloven, zullen wij naar de hemel gaan! Maar degenen die geboren en getogen zijn in niet-islamitische landen profiteren niet van het Goddelijk Licht en Leidraad; dus zullen zijn naar de hel gaan”. De vraag is een betwistbare kwestie, dat enerzijds een groter zorg voor de niet-moslims dan Allah pretendeert en anderzijds onopgemerkt in de heimelijke kritiek van de islam op gaat.

Er bestaat geen algemene verordening of bepaling in de islam die zegt dat degenen die in niet-islamitische landen leven naar de hel zullen gaan. Eerder nog, de bepaling is als volgt; degenen die naar de hel zullen gaan zijn mensen die de boodschap en uitnodiging van de profeet Mohammed (vrede zij met hem) afgewezen hebben uit haat en koppigheid en hun oren ervoor hebben gesloten en zich ervan hebben afgewend. En dus getuige waren van de Waarheid en het Licht van de islam aanschouwd hebben. Het pretenderen van een grotere barmhartigheid en medelijden dan het Medelijden van Allah is de grootste brutaliteit die er bestaat. Of zij die de Goddelijke Boodschap hebben gehoord in islamitische landen leven of niet, doet minder ter zake. Het is van groter belang of men zich bekommert om de Boodschap en gehoorzaam aan deze is. Degenen die zich daaraan onttrekken zullen daadwerkelijk naar de hel gaan en eeuwig lijden.

De vraag die gesteld is, is één van de kwesties die uitvoerig behandeld zijn door de islamitische geleerden, die overvloedig gesproken en geschreven hebben over het belang van de Koran en Hadith (overleveringen van Profeet (vrede zij met hem)) met betrekking tot dit onderwerp. Maar waarom besteedt men zoveel aandacht aan dit soort vragen, terwijl er tegenwoordig veel meer dringendere kwesties zijn? Als men een antwoord weet te krijgen, hoe zal het hun leven dan beïnvloeden en veranderen? Wat zullen ze bereiken betreffende hun leven in het Hiernamaals? Hoe zal het antwoord het dagelijkse praktijk en levensstijl beïnvloeden van degenen die het vragen, of van degenen namens wie het is gevraagd?

Is er verschil tussen degenen die vrijwillig ongelovig zijn en degenen die geen gelegenheid hebben gehad om van de islam te horen? Zullen de laatstgenoemden naar de hel gaan en de zelfde straf krijgen? Het antwoord zal worden gegeven in het kader van de standpunten van de imams van de islamitische theologie.

De ‘Asharis’ beweren dat wie niet de naam van Allah heeft gehoord en niet de gelegenheid heeft gehad om Hem te leren kennen, ongeacht de plaats waar men leeft en de manier waarop men leeft, niet gestraft, maar veeleer “vrijgesteld” zal worden. Als Allah wil, beloont Hij zulke mensen naar de mate van goedheid die ze verricht hebben. En ze zullen dan van de zegeningen van de hemel genieten.

Het denkbeeld van de Matoeridis komt ongeveer overeen met die van de Moe’tazilieten. Ze beweren dat als men zijn Schepper door middel van zijn verstand vindt, ook al kent men Zijn Naam of “Attributen” niet, men dan niet voor eeuwig gedoemd zal zijn. In feite verschilt deze stelling niet zo van die van de ‘Asharis’, ofschoon het op het eerste gezicht wel zo lijkt. Volgens de Matoeridis maakt het niets uit waar men leeft. Of iemand in de bergen, in een woestijn of op een eiland leeft, hij kan altijd de opkomst of de ondergang van de zon en de maan, het fonkelende licht van de sterren, de harmonie en de ordening van de schepping, de pracht en praal en de regelmatigheid te midden van de enorme variëteit op het aardoppervlak, de reusachtigheid van de bergen en de zachte kalme briesjes die over hun oppervlakte strelen en de sensationele kleuren en bewegingen van bloemen, bomen, en dieren waarnemen. Al deze dingen zijn tekenen van de Bezitter, de Schepper, de Grootste Erbarmer en Waker over alle dingen. Men kan dus het bestaan, de kracht en de gunst van de Schepper waarnemen en erkennen zonder Zijn Naam, Zijn ‘Attributen’ of Zijn Boeken en Boodschappers te hebben gekend. Zo’n persoon behoort dan tot de vergevenen. Daarom moet men niet roekeloos beweren dat mensen die in niet-islamitische landen leven naar de hel zullen gaan als ze niet in Allah geloven. Men moet veeleer zwijgen, gezien de opvattingen van de islamitische geleerden.

Imam Ashari leidt zijn oordeel af uit een vers in de Koran: “We zullen nooit straffen voordat We een Profeet hebben gezonden” (Koran, 17:15). Dus iemand zal niet gestraft worden voor een fout die hij begaan heeft, voordat hij een rechtmatige waarschuwing heeft gekregen door een ware profeet.

Volgens de Matoeridis is het verstand een belangrijk vermogen dat in staat is om het goede van het kwade te onderscheiden, maar het zou te ver gaan om te zeggen dat het verstand alléén in staat is om alles uit te pluizen. Daarom beveelt Allah het goede en verbiedt het verkeerde, en laat de zaak nooit helemaal over aan het oordeel en de bevinding van de mens, omdat ze feilbaar zijn. Hij draagt Zijn verboden en geboden aan mensen over door middel van profeten, en dus laat Hij de mensen nooit in het ongewis. Het argument van de Matoeridis luidt als volgt: “Het verstand kan tot de conclusie komen dat overspel en ontucht slecht zijn, omdat de stamboom en de afkomst verstoord en gestagneerd worden, met alle kwalijke gevolgen van dien, onder andere die voor de verdeling van erfgoed”. Door het verstand te gebruiken kan men erop komen dat diefstal slecht is, want als het normaal zou zijn dat je bezittingen van hem steelt die het verkregen heeft door hard te werken, niemand dan in enige zekerheid kan leven. Het verstand kan ook ontdekken dat het drinken van alcoholische dranken slecht is, omdat je daardoor het bewustzijn kunt verliezen, het je gezondheid kan schaden, je vatbaar kan maken voor allerlei ziekten en zelfs het nageslacht kan aantasten. Hetzelfde geldt ook voor wat goed is zoals rechtvaardigheid, goed gedrag tegenover anderen en dergelijke. Dit alles wordt als goed beschouwd door het verstand.

Vertrouwen en geloven in Allah is ook een goedheid dat het verstand kan vatten, omdat het geloof ons tot voldoening en innerlijke rust leidt. Reeds op deze wereld beginnen we het gevoel van tevredenheid te beseffen dat we zullen ondervinden in de hemel. De weg naar het geloof is niet zo moeilijk dat het ontoegankelijk is voor het verstand. Zoals het geval van de Bedoeïen, die naar de Profeet (vrede zij met hem) kwam en hem uitlegde hoe hij zich tot het geloof bekeerd had: “De uitwerpselen van een kameel wijzen erop dat een kameel bestaat. Voetsporen in het zand duiden de aanwezigheid van een reiziger aan. De hemel met al zijn sterren, de aarde met zijn bergen en valleien en de zee met zijn golven, zijn zij niet het bewijs van de aanwezigheid van de Schepper, de Almachtige, de Grootste Erbarmer? Deze Bedoeïen ging in Allah geloven door zijn verstand te gebruiken. Daarom moeten en mogen we de rol van de rede en de gedachte in het geloof niet onderschatten. Vanuit dit oogpunt gezien wil Matoeridi zeggen dat men zijn Schepper door het gebruik van het verstand kan vinden. Er zijn veel goede voorbeelden uit de pre-islamitische periode.

Één ervan is Waraqa b. Nawfal, neef van Oemm al-Moe’minin (de moeder der Moslims), Khadija (ra), de eerste vrouw van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem). Waraqa had het gevoel dat de Profeet (vrede zij met hem) in zijn levensperiode zou verschijnen. Toen de eerste openbaring aan Mohammed (vrede zij met hem) kwam, zag hij (Mohammed) de Engel Djibriel (Gabriël) die de hele horizon en de hemel liet schitteren door zijn grootheid. De Profeet (vrede zij met hem) kwam naar huis terug en met kloppende hart vertelde hij Khadija (ra) wat hij gezien en gehoord had, terwijl hij haar smeekte om hem toe te dekken. Khadija (ra) ging naar Waraqa om zijn advies te vragen, en hij bevestigde de waarheid van de missie (profeetschap) en de openbaringen van Mohammed (vrede zij met hem). Waraqa behoorde tot degenen die de aangekondigde tekenen van de komst van de Profeet (vrede zij met hem) al wisten en aanvoelden. En de tekenen lieten al van zich horen. Zodoende begreep Waraqa dat er nooit iets goeds van de kant van de afgoden zou komen en negeerde hij hun. En door zijn eigen gezond verstand te gebruiken geloofde hij in het bestaan van één God.

Nog zo’n iemand was Zaid b. Amr, de oom van Oemar bin al-Khattâb (ra). Hij vereerde de afgoden niet meer, maar aanbad de Enige God. Hij verachtte de afgoden en vertelde de mensen dat ze onecht waren en men niets goeds van hen kon verwachten. Hij wist dat de komst van een Profeet nabij was. Echter, zoals Allah wenste, leefde hij niet lang genoeg om de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) in levende lijve te zien. Maar hij wist intuïtief wel van zijn komst. Hij riep zijn zonen Said en Oemar en de andere familieleden aan zijn sterfbed en zei: “Het Licht van Allah verschijnt aan de horizon. Ik geloof zeker dat het spoedig zal verrijzen. Ik voel al zijn tekenen boven onze hoofden. Zodra de Profeet (vrede zij met hem) komt, moeten jullie zonder tijd te verliezen naar hem toegaan en je bij hem aan sluiten”. Wat de mensen zelf met hun handen hebben gemaakt kan God niet zijn, of in behoeften voorzien. Deze menselijke scheppingen hebben zelf de mens nodig. Hoe kan iets wat zelf in behoeftige omstandigheden verkeert, aan de wensen van de mens tegemoetkomen? Door zulke simpele redenaties kan men komen tot de noodzaak om de Heer van de aarde en de hemel te leren kennen. Echter, als men zijn verstand richt op de Openbaring, dan is zijn noodzaak om te weten al aangewakkerd en de weg naar de eeuwige gelukzaligheid ligt voor hem open.

Om het kort te houden, degenen die de Profeet (vrede zij met hem) hebben gezien en over hem en de Koran gehoord hebben, maar nooit de behoefte hebben gehad om verder te zoeken en om meer over hem te weten te komen zullen niet naar de hemel gaan. Van degenen die onvrijwillig in onwetendheid verkeerden en die ook niet de geringste kans hebben gehad om de Koran en de Profeet (vrede zij met hem) te leren kennen, mogen we echter hopen dat zij van Allah’s Genade mogen profiteren. En ze zullen niet beschuldigd en gestraft worden voor fouten die ze begaan hebben uit onwetendheid.

Deze vraag brengt het verschil tussen de vroegere en huidige Moslims naar voren en de plichten van moslims tegenover de niet-moslims.

De eerste Moslims leefden volledig volgens de islam, vertegenwoordigden en verspreidden de Boodschap, geopenbaard aan Mohammed (vrede zij met hem) over een breed gebied en wakkerden het collectieve gewetensgevoel van de mensheid aan. Vele eeuwen later, als we hun levensverhalen lezen, kunnen we zo’n grootheid in hun islamitisch denken en leven waarnemen dat het ons duidelijk wordt waarom mensen niet onverschillig waren voor de Boodschap die ze brachten. Ze waren onbevreesd en onbedwingbaar en sloegen totaal geen acht op de zorgen, genoegens en lijden van het wereldse, dagelijkse leven, zodat ze een duurzame indruk hebben achtergelaten op de wereld.

Dankzij hun oprechtheid en dienstijver hoorde een groot aantal mensen de boodschap van de islam binnen een zeer korte tijd. Ze waren zo verheven, diepgaand en grondig in hun handelen en geesteskracht, dat in de tijd van kalief Oethmân het licht van de islam zich uitspreidde van de Straat van Gibraltar tot aan het Aral Meer, en van de gebieden van Anatolië tot aan de Grote Muur van China. Tijdens de periode van de Moe’awiya (een metgezel van de Profeet (vrede zij met hem)) bereikten de Moslims de Atlantische Oceaan. Heel Marokko, Tunesië en Algerije schitterden onder de glorierijke vlag van de islam. In minder dan 30 jaar, na de laatste openbaring aan de Profeet (vrede zij met hem) hebben de Moslims de islam in deze landen bekendgemaakt (verspreid). Daar de moslims zelf de islam volledig beleefd en nageleefd hebben, respecteerden en bewonderden de meeste mensen hun en voelden zich tot hen aangetrokken. En zodoende sloten zij zich aan bij het geloof.

De Christenen en de Joden in die landen prefereerden een staat geregeerd door Moslims boven die van hun eigen mensen. Toen de Moslims Damascus moesten verlaten kwamen de Christenen bij elkaar met hun religieuze leiders en verzochten hun niet te vertrekken. Maar toen de Moslims daadwerkelijk weggingen, beloofden de Christenen dat ze onder hun bewind zouden leven en dat ze de volledig verschuldigde rijksbelasting (jizya) zouden betalen als de Moslims in staat waren in de toekomst terug te keren. Bovendien deed de eerlijkheid van de Moslims een groot aantal mensen bekeren tot de islam. Het is trouwens onmogelijk voor te stellen dat het anders kon aflopen, aangezien die mensen de eerste Moslims zagen, van wie de meesten Oemar bin Khattab (ra) “vertegenwoordigden”, die bekend was om zijn oprechtheid en toewijding. Zij waakten ’s nachts gedurende lange tijd en waren overdag legendarische krijgers te paard. Ze haalden zeer veel mensen over en imponeerden ze, zodat ze allemaal geloofden dat alle poorten van de hele wereld spoedig voor ze open zouden gaan.

Als we bedenken dat mensen tegenwoordig niet eens geborgenheid kunnen verschaffen, zelfs niet in een klein gebied voor hun eigen gemeenschap, dan begrijpen we hoe groot de prestatie van de eerste Moslims was. Als beloning voor hun geborgenheid, betrouwbaarheid, wijsheid, fijnheid van geest en vroomheid waren de deuren van veel kastelen en steden geopend voor hen, niet als eervolle titelhouders of bezoekers, maar als bestuurders en heersers.

Toen de Moslims de leiding over Syrië en Palestina overnamen, vroegen de legerleiders om de sleutels van de Masjid al-Aqsa (één van de beroemde moskeeën). De Patriarch die in het bezit was van de sleutels vertelde hen dat ze wisten hoe de persoon die de sleutels in ontvangst zou nemen eruit zag en dat het onmogelijk is om ze over te dragen aan een ander. Terwijl ze aan het redetwisten waren, begaf de kaleif Oemar (ra) zich al op weg vanuit Mekka naar Palestina. Niemand wist hoe hij zou reizen. Maar het was de Patriarch en de priesters bekend hoe degene die de sleutels zou ontvangen zou komen. Oemar bin Khattâb (ra) had een kameel van het staatseigendom geleend. Hij had ook een paard kunnen lenen, maar had dat niet gedaan. Hij had een kameel genomen om er beurtelings met zijn dienaar, die hem vergezelde tijdens de reis, op te rijden.

Toen de aanvoerders van de Moslims hoorden dat Oemar (ra) met een kameel aankwam, baden zij tot Allah dat als ze de rivier zouden oversteken het dan niet de beurt was van Oemar om te lopen. De Byzantijnen waren gewend om hun heersers in pracht en praal te zien. Dus de aanvoerders van de Moslims dachten dat het voor de kaleif misschien beschamend zou zijn als hij zou worden gezien met een kameel waarop de dienaar reed en hij de teugels vasthield en met opgerolde broekspijpen, de rivier overstak. In feite was de politieke pracht en praal een schijnheilige vertoning en Oemar (ra) probeerde het te vermijden. Niettemin geschiedt alles volgens de Wil van Allah. En juist datgene gebeurde waarvoor de aanvoerders vreesden. Daarnaast had Oemars (ra) kleding, totaal versleten en uitgedragen, vele erop genaaide lapjes. Toen de Patriarch deze figuur zag, riep hij luid: “Dit is de man wiens beschrijving in onze boeken staat. Dus zal ik hem de sleutel overhandigen”. Vanwege de voorkennis, verkregen uit hun boeken, wisten de priesters al hoe Oemar (ra) eruit zou zien en hoe hij de rivier zou oversteken. De overhandiging van de sleutel van de Masjid al-Aqsa aan de Moslims leidde tot de aanvaarding van de islam door veel mensen.

Oeqba b. Nafi, een man met een groot ijver, behoorde tot degenen die erop uittrokken om mensen over de hele wereld over de Waarheid in te lichten. De verovering van Afrika was ten dele aan hem te danken. Na succesvolle overwinningen werden sommige mensen jaloers op zijn roem en spraken slecht over hem tegen de kaleif. De kaleif werd opgehitst en Oeqba werd ontslagen uit zijn functie. Hij werd gearresteerd en werd zodoende afgehouden van zijn pogingen om de islam aan de mensen te verkondigen. Gevangen genomen voor vijf jaar, werd zijn enige smart en grote verlangen zó te kennen gegeven: “Ik wou dat ik de islam over heel Afrika kon verspreiden. Dit is mij onmogelijk gemaakt. Dat is het enige wat ik betreur”. Door Oeqba vrij te laten en hem vervolgens tot bestuurder van Afrika te benoemen, heeft Yazid een goede daad verricht en veel van zijn wonden geheeld. Als compensatie voor al het onrecht dat hij te verduren heeft gehad. Hij opende de weg om Afrika alsnog te veroveren en de islam in dit hele gebied te verspreiden wat voorheen bijna gelukt was, maar tot een einde was gekomen door de arrestatie van Oeqba. Oeqba bereikte de Atlantische Oceaan met een enkele veldtocht. Hij kon met zijn paard de Oceaan niet oversteken en schreeuwde: “O, Allah! Als deze donkere zee me niet had verhinderd verder te gaan, dan had ik Uw Heilige Naam in de overzeese landen bekend hebben gemaakt. Als er iemand toen in staat was geweest om hem over het continent Amerika te vertellen, dan zou Oeqba zeker van plan zijn geweest om daar hoe dan ook naar toe te gaan.

Deze eerste Moslims veroverden de gebieden die nu Azerbadjan, Iran, Irak, Noord-Afrika, Boechara, Tashkent en Samarkand genoemd worden. Het zijn die plaatsen die Boechari, Moeslim, Tirmidhi (dit zijn de drie van de zes grote hadith verzamelaars), Ibn Sina, al-Farabi en Biruni voortbrachten in een tijdperk van vijfentwintig jaar, in minder dan een enkele generatie. De eerste Moslims droegen de boodschap van de islam over in bijna elk van de toen bekende gebieden in de wereld; en ze zorgden ervoor dat de glorierijke vlag met daarop:

“Er is geen ander Schepper dan Allah en Mohammed is Zijn Boodschapper” vol trots wapperde in vele landen.

In ons geval doen we nauwelijks de moeite om over de Waarheid te vertellen aan mensen in onze omgeving, laat staan dat we naar andere landen gaan en de mensen over de islam inlichten. Sommige mensen willen misschien wel naar ons luisteren, maar we slagen er helaas niet in hen te overtuigen. Onze woorden keren terug tot ons als van een muur van ijs, koud. De woorden verlaten onze monden wel, maar ze dringen niet door tot de harten en de zielen van de mensen. Door dit te zeggen is het niet onze bedoeling om ondankbaarheid te tonen voor de zegeningen die we wel hebben. We willen slechts aandacht schenken aan het feit dat er een groot, werkelijk onmeetbaar verschil bestaat tussen onszelf en de kwaliteiten van de mensen die de Metgezellen (moge Allah tevreden met hen zijn) van de Profeet (vrede zij met hem) waren.

Zij brachten de Boodschap over aan alle mensen en zagen deze taak als het enige doel van hun leven. Als ze niet in staat waren om het te volbrengen, hadden ze medelijden met de mensen en de landen die zich niet bewust waren van de Waarheid. Daarentegen zijn wij niet eens in staat om de Islam volledig in ons individueel bestaan te vertegenwoordigen en nog minder in staat om zijn boodschap over te brengen aan de grote menigte over de grens. Wij hebben ons overgegeven aan onze persoonlijke behoeften en zorgen; en we hebbend niet de hoogste prioriteit gegeven aan het werken in dienst van Allah. We denken helaas maar al te goed aan de paden die naar onze huizen, banen en ons wereldse leven leiden. Degenen onder ons die naar het buitenland zijn gegaan, naar niet-islamitische landen zijn daarheen gegaan om dollars, ponden, marken of franks te verdienen en niet om de islam in die landen te verspreiden. Daarom zijn wij niet in staat ze de ingezetenen kennis te laten maken met de grote Waarheid.

Als tegenwoordig de niet-Moslims in dwaling, verdorvenheid en ongeloof leven, wat te wijten is aan onze onachtzaamheid, luiheid en onbekwaamheid, dan zullen wij daarvoor zeker rekenschap moeten geven. Als zij verantwoording moeten afleggen hiervoor, dan zal zeker ook ons het een en ander ten deel vallen. Lezingen en seminars geven en forums organiseren zijn niet de enige manier om de islam te verspreiden. Zulke activiteiten kunnen beschouwd worden als een goede poging om het pad te leren kennen dat naar Allah leidt, maar zij vormen op zich niet het echte middel in dienst van de verspreiding van de islam. Als een echte dienst voor de islam wordt vergeleken met een groot paleis dan zijn onze pogingen tot dusverre niet meer dan de eerste ingang tot het paleis: we zijn nog niet eens echt begonnen met onze taak.

Daarom zullen velen het spoor bijster raken. Nu en dan zijn we naar die mensen gegaan om hen de islam te vertellen, maar we hebben ons niet behoed voor nutteloze twistgesprekken en conflicten tussen onszelf. Wij zijn zeker niet in de buurt gekomen van het niveau van vertegenwoordiging van de islam door Oemar (ra), Oeqba b. Nafi en andere personen met dezelfde hoedanigheid. Wie weet hoe hun tegenstanders overvallen waren door angst vanwege hun vastberaden moed, hun onbedwingbare toewijding aan Allah; of door verbazing bevangen waren vanwege hun betrouwbaarheid, loyaliteit, rechtvaardigheid en menslievendheid, waardoor ze vol verwondering tenslotte de islam aanvaardden. Het feit dat veel landen waarin nu moslims leven, uitzonderingen daargelaten, waren veroverd door deze eerste Moslims, bewijst genoeg wat absolute oprechtheid in dienst van Allah kan bereiken.

Vanuit dit perspectief bekeken krijgt de vraag over niet-moslims, vooral degenen die in niet-islamitische landen leven, een ander aspect. We moeten de niet-Moslims met grotere tolerantie behandelen en tegen onszelf zeggen: “We moeten ons schamen. We zijn er niet geslaagd om de boodschap van de islam te verkondigen en ze het Licht te brengen en uit de duisternis waarin ze leven te halen”. Ter verduidelijking zal het helpen om hier een waar gebeurd verhaal over een Duitse familie te vertellen.

Een Turkse arbeider kreeg onderdak bij een Duitse familie. Hij schonk grote aandacht aan religieuze plichten en volbracht ze nauwgezet. Behalve tijdens de werkuren, liet hij het nooit na om de familie over de islam te vertellen. Na een tijdje werd de huisbaas moslim. Zijn vrouw zei tegen hem, net zoals eens de vrouw van Amir b. Tufail had gezegd: “Wij zijn tot nu toe altijd bij elkaar gebleven. Laten we in de toekomst ook bij elkaar blijven. Samen op de Sirat (de brug van deze wereld naar de hemel) en ook in de hemel. Als de islam werkelijk ertoe leidt dat je hemelse gebieden kunt betreden, zoals je zegt, waarom zou ik me dan van zo’n zegen onthouden, terwijl jij er wel van zou genieten?

Ze maakte haar woorden af met kalimat al-tawhid:

“Er is geen ander God dan Allah en Mohammed is Zijn Boodschapper”.

Met hun kinderen die ook de islam als godsdienst accepteerden was de familie compleet geworden en hun huis vormde een buitenpost van de hemel. Een paar dagen later ging de gastheer naar de Turkse arbeider en zei verrassend: “Ik kan je niet genoeg bedanken voor het feit dat je een eervolle gast voor ons bent geweest. Soms word ik echter kwaad op je en ik kan me dan niet bedwingen om je echt af te ranselen. Door jouw komst hebben wij de Koran, de Profeet (vrede zij met hem) en God leren kennen. Mijn huis kreeg een hemelse sfeer. Maar ik had een vader. Hij was een erg fatsoenlijke goede man. Hij overleed een aantal dagen voor je komst. Waarom kon je niet wat vroeger komen om hem ook over de islam te vertellen?” Deze woorden geven waarachtig de stem, het beklag, de berisping van de hele niet-islamitische wereld weer. We zijn er niet in geslaagd hen van de islam te overtuigen. Zelfs in onze eigen landen hebben we niet genoeg moeite gedaan en steun gegeven ter wille van de islam om ervoor te zorgen dat onze eigen mensen de islam behoorlijk kenden.

De vraag kan ook vanuit een ander gezichtspunt bekeken worden, namelijk: degenen die ons van de islam verwijderd hebben, beloofden altijd een leven volgens westerse standaard. Maar we bedelen na 150 jaar nog steeds aan de deuren van het Westen. Er is weinig veranderd en we kunnen niet zeggen dat we in enig belangrijk opzicht vooruit gegaan zijn. Gedurende anderhalve eeuw heeft het Westen ons gezien en behandeld als hun arbeiders die hun eigen vaderland verlieten voor een hongerloon. Zelfs toen we hen over de gouden principes van de islam wilden informeren, de beste van alle boodschappen, welke de deuren van het Paradijs voor hun zouden openen accepteerden de christenen en de joden het niet. Ze wilden de kwaliteit en de waarde van de islam niet inzien. Dit komt deels door het feit dat ze ons als verachtelijke ondergeschikte arbeiders zien. Zoals altijd kan een rijk iemand zich moeilijk voorstellen dat hij iets van de bedelaar voor zijn deur nodig heeft.

Vandaag de dag is de islamitische wereld bepaald geen achtenswaardig voorbeeld voor de rest van de wereld. Integendeel, het is verscheidene keren op vele terreinen verslagen en ondergeschikt gemaakt aan het Westen. Alleen als wij de islam volledig praktiseren en vertegenwoordigen en naar de niet-moslims gaan met zelfvertrouwen, eergevoel, waardigheid en grootheid en dit alleen doen ter wille van God, net zoals onze voorvaderen en eerste moslims dat hebben gedaan; dan pas kunnen we verwachten dat ze echt naar ons luisteren en de roep van de islam accepteren. We mogen het niet accepteren, en dat gebeurt nog steeds, dat ze ons beschouwen als dienaars en bedelaars, maar zolang we onze ware islamitische identiteit niet hebben teruggevonden, geven we hun een excuus ons zo te beschouwen en te behandelen. Het is zeker dat, als ze rekenschap moeten geven van hun standpunten en gedrag in het Hiernamaals, we dan ook, gefaald in het overleggen van de islam aan hen, ondervraagd en gestraft zullen worden voor onze laksheid en nalatigheid in deze. Dus de verantwoordelijkheden van Moslims en niet-moslims moeten op gelijke hoogte in acht worden genomen. Oordelen over hen moeten terecht en rechtvaardig zijn. De overtuiging die alle niet-moslims tot de hel verdoemt alleen omdat ze niet-moslim zijn is ons vreemd. Ook de ijdele gedachte dat als wij eens op nonchalante en ondoordachte wijze zullen trachten de waarde van de islam te verkondigen, de mensen ons dan zullen volgen, is ons vreemd. Ook bestaan er nutteloze mijmeringen zoals de veronderstelling dat als men eens op een oppervlakkige manier de waarde van de islam noemt, we dan zomaar mensen kunnen bekeren.

We geloven dat in de nabije toekomst een aantal zaken in de wereld zullen veranderen. Vooral in Turkije, Centraal Azië, Egypte, Pakistan en in sommige andere landen zullen de Moslims hun zelfbewustzijn inzake de islam herkrijgen. En er zullen mensen met een edelmoedig karakter zijn die niet meer het wereldse na zullen streven, maar alleen leven in de ijver om de islam en zijn verheven normen en waarden aan de mensen duidelijk te maken. Alleen door ondersteunde, gerichte pogingen zal de islam een groot inbreng hebben op het evenwicht in de wereld. Het zal worden gerespecteerd en gewaardeerd. De stem van de moslims die niet-moslims oproepen tot toetreding in de islam, zal gehoord worden.

Dit is niet iets onmogelijks. Het zal veeleer zeker gebeuren. Maar degenen die erin slagen zullen mannen en vrouwen van goed karakter zijn, wiens harten vervuld zijn van de islam. En niet de schijnheilige en inadequate mensen die alleen aan hun lichamelijke behoeften denken en die zich alleen met de islam bezighouden in hun vrije tijd.