Hoe was het leven van Mohammed (vzmh) voor zijn profeetschap?
De Profeet Mohammed, vzmh, werd vanaf zijn geboorte grootgebracht in de waarneming en zorg van God. Al vóór zijn geboorte kwam zijn vader te overlijden. Hij moest al zijn vertrouwen in God leggen en zich volledig aan Hem onderwerpen.
Jaren later bezocht hij zijn vaders graf in Medina, waar hij zijn tranen de vrije loop liet. Bij zijn terugkeer zei hij: Ik beweende mijn vader en smeekte God hem te vergeven.
Door de dood van zijn vader ontnam God hem zijn grootste menselijke steun. Dit maakte hem ervan bewust dat er
Tot op zekere hoogte genoot hij de bescherming van zijn grootvader en oom, maar hij kwam tot het besef dat God zijn ware hoeder was. In elk wonder, in elk doel, en in elke verwezenlijking onderscheidde hij de hand en de oorzakelijkheid van de enige schepper van het universum. De eenheid van God werd hem geopenbaard in het licht van de Goddelijke eenheid.
Vanwege de dood van zijn vader werd hij de ‘onvergelijkelijke ouderloze parel’ genoemd. In verband hiermee richtte God zich vele jaren later tot hem: En jouw Heer zal jou zeker gunsten schenken, zodat jij tevreden zult zijn. Heeft Hij jou niet als wees gevonden en jou in bescherming genomen? … En Hij heeft jou behoeftig gevonden en rijk gemaakt. Wat de wees betreft: beledig hem niet. En wat de bedelaar betreft: wijs hem niet af. (Ad Dhoeha, 93. 5-6, 8-10)
De ‘onvergelijkelijke ouderloze parel’ verloor niet alleen zijn vader. Ook zijn moeder, Amina, stierf toen hij nog klein was. Mohammed, vzmh, was nog maar zes jaar oud toen zijn moeder, op vijf- of zesentwintigjarige leeftijd, het leven verloor in het dorp Abwa. Ze was net teruggekeerd van een bezoek aan het graf van haar man in Medina. Zo maakte hij kennis met de pijn door zijn vader en moeder achtergelaten te zijn van de afwezigheid van zijn ouders. In feite leerde en onderging hij dit allemaal omdat hij gezonden was om alles aan de mensheid te leren en in elk opzicht een voorbeeld te zijn.
Toen Mohammed, vzmh, zijn ouders verloor, werd hij in bescherming genomen door zijn grootvader Abd al Muttalib, een gerespecteerde ouderling van Mekka. Daarom behoedde God Abd al Muttalib voor elke vorm van tegenspoed. Deze sloot zijn kleinzoon in zijn armen en bood hem steeds de ereplaats in zijn huis aan. Hij voelde aan dat zijn kleinzoon ter redding van de mensheid op moest groeien. Mohammed, vzmh, was zo edelmoedig en goedgemanierd dat zijn grootvader zijn Profeetschap voorzag. Toch was hij onder zijn voorvaders niet de enige die dit deed. Kab ibn Luavy, die door sommigen ook als een profeet wordt gezien, voorspelde dat de Laatste Boodschapper opgevoed zou worden door zijn eigen nageslacht. Hij noemde hem zelfs bij naam: ‘Plotseling zal de profeet Mohammed verschijnen; Hij zal tijdingen brengen en oprecht zijn in zijn tijdingen.’
De eerbare grootvader van Mohammed, vzmh, die zelfs niet door de grote oorlog van Abraha tot tranen kon worden gebracht, huilde bittere tranen op zijn sterfbed. Zijn zoon, Abu Talib, kwam bij hem en vroeg waarom hij huilde. Hij antwoordde: ‘Ik huil omdat ik Mohammed niet lang meer zal kunnen omhelzen,’ en voegde daar aan toe: ‘Ik ben bang dat mijn onvergelijkelijke parel iets zal overkomen.’ Ik vertrouw hem aan jou hoede toe.’
Abu Talib nam de bescherming van Mohammed, vzmh, op zich en als wederdienst zou zijn zoon, Ali, gezegend worden met het vaderschap van diens nageslacht. Na zijn Profeetschap zei de Boodschapper van God, vzmh, tot Ali: Het nageslacht van elke profeet komt voort uit hemzelf, maar mijn nageslacht zal uit jou voortkomen. Als erfgenaam van de Profeet zijn heiligheid, zou Ali tot aan de laatste dag de vader en de grootste aller heiligen worden. Dit is de beloning die Abu Talib gegeven werd voor het helpen van Mohammed, vzmh.
Abu Talib beschermde Mohammed, vzmh, met uiterste zorg. Geschiedschrijvers en biografen zoals ibn Ishaq vertellen dat Abu Talib zijn neef, toen die tien of twaalf jaar oud was, met een handelskaravaan meenam. Ergens in de buurt van Damascus hielden ze halt. Ze lieten hem, de jongste, de wacht bij de karavaan houden. Vanuit een nabij klooster werd de karavaan door een monnik die de komst van de Laatste Profeet, vzmh, verwachtte zorgvuldig in de gaten gehouden. De monnik, Bahira genaamd, had gezien dat de karavaan gevolgd werd door een wolk die stopte wanneer de karavaan stopte en die weer in beweging kwam zodra de karavaan vertrok, alsof hij een van de leden van de karavaan schaduw wilde verlenen. ‘Dit is een speciaal kenmerk van profeten. De verwachte profeet moet zich in die karavaan bevinden,’ dacht hij.
Toen de karavaan nabij zijn klooster halt hield, liet Bahira de handelaren komen en nodigde hij hen uit om te blijven eten. Hij merkte dat de wolk nog steeds boven de karavaan zweefde. Bahira vroeg aan Abu Talib of er iemand achtergelaten was. Abu Talib antwoordde dat er alleen nog een kleine jongen was die hun zaken bewaakte. De monnik vroeg hem de jongen te halen. Toen Mohammed, vzmh, kwam nam Bahira Abu Talib ter zijde en vroeg wat zijn relatie tot de jongen was. ‘Hij is mijn zoon,’ antwoordde Abu Talib. Bahira betwiste dit echter: ‘Hij kan je zoon niet zijn. Volgens de boeken moet zijn vader voor zijn geboorte gestorven zijn.’ Hij voegde eraan toe: ‘Laat me je deze goede raad geven. Breng de jongen onmiddellijk terug. De joden zijn afgunstig. Als ze hem herkennen, dan zullen ze hem kwaad doen.’ Abu Talib excuseerde zich bij de andere leden van de karavaan en keerde met zijn neef terug naar Mekka.
De profeet Mohammed, vzmh, maakte op vijfentwintigjarige leeftijd een tweede reis. Deze keer met de handelskaravaan van Khadija, een eervolle weduwe waarmee hij later zou trouwen. Tijdens deze reis ontmoette hij Bahira nogmaals. De monnik was zeer verheugd met deze tweede ontmoeting en vertelde Mohammed, vzmh: ‘U zult een profeet zijn, de Laatste Profeet. Ik wens dat God me laat leven om dit te kunnen meemaken. Ik zal u volgen, uw schoenen dragen en u beschermen tegen uw vijanden!’
Mohammeds, vzmh, kindertijd en jeugd vormden een inleiding op zijn profeetschap. Naast zijn andere verheven en prijzenswaardige eigenschappen was iedereen het erover eens dat hij oprecht en betrouwbaar was. Hij loog en bedroog nooit en verbrak nooit een belofte. Hij heeft nooit deelgenomen aan de jahiliya. Hij werd ‘de oprecht betrouwbare man’ genoemd, zelfs door zijn ergste vijanden.
Men zei van hem: ‘Als je op reis moet en je hebt iemand nodig om over de veiligheid van je vrouw te waken, dan kun je haar zonder aarzeling aan Mohammed toevertrouwen. Hij zal zelfs nog geen kortstondige blik op haar gezicht werpen. Als je je rijkdom ter bewaking aan iemand wilt toevertrouwen, vertrouw het dan toe aan deze betrouwbare, eerlijke man. Hij zal het nooit aanraken. Als je iemand zoekt die nooit leugens vertelt en nooit een belofte breekt, ga meteen naar Mohammed, want wat hij ook zegt, het is waar.’
Degenen die hem uit zijn kindertijd kenden, geloofden onmiddellijk in hem toen hij zijn profeetschap bekendmaakte. Onder hen bevonden zich Abu Bakr, Uthman, Talha, Zubayr, Abu Dharr en Yasir. Toen Ammar zijn vader, Yasir, vertelde dat hij in Mohammed, vzmh, geloofde, antwoordde deze laatste: ‘Als Mohammed zegt dat God Eén is, dan is het waar. Hij liegt nooit.’
In de prille dagen van zijn Profeetschap riep de Profeet Mohammed, vzmh, het volk van de Quraysh eens op om samen te komen aan de voet van de heuvel van Abu Qubays. Hij vroeg hen: Zouden jullie mij geloven als ik jullie vertelde dat achter deze heuvel een vijandige menigte wacht om jullie aan te vallen? ‘Ja, we zouden u geloven,’ antwoordden allen, zelfs zijn oom Abu Lahab, zijn meest bittere en verhitte vijand.
Toen de mensheid dringend iemand nodig had die het ongeloof kon vernietigen en nieuw leven in deze wereld kon blazen, zond God Mohammed, vzmh, om alle soorten verderfelijkheid te stoppen. In de woorden van Ahmad Shawky: De zon der leiding was geboren en het hele universum werd verlicht. Een glimlach verscheen op de lippen van de tijd en zijn lof werd gezongen.
Toen hij jaren later aan de horizon van Medina verscheen zongen de onschuldige kinderen van deze verlichte stad zijn roem als volgt: De ‘volle maan’ kwam over ons op vanaf de heuvels van Wada. Het is daarom aan ons om God te danken zolang degenen die bidden en Hem smeken dit blijven doen.