Hoe vaak moet het gebed (salât) verricht worden?

Laten we met de volgende overlevering van de Profeet Mohammed (vzmh) beginnen: “Ik laat twee dingen achter. Zolang jullie deze twee als leidraad nemen zullen jullie niet afdwalen en op het rechte pad blijven. Dit is de Koran en mijn soennah” (Hakem 1/93).In de Koran staan een tal van verzen waarin wordt gezegd dat een moslim moet bidden. Drie voorbeelden zijn:

“En onderhoud het gebed en betaal de zakaat (verplichte liefdadigheid) en buig (in het gebed) met hen die buigen” (2:42)

“Die deemoedig in hun gebeden zijn” (23:2)

“Bid daarom tot Allah en (breng) offer(s) voor Hem alleen” (108:2)

In de koran staat niet hoe we moeten bidden en hoe vaak. Er staan wel aanwijzingen en verwijzingen. In de Koran staat dat we hiervoor de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, moeten volgen, zoals volgt uit de volgende koranverzen:

(O Mohammed) Zeg: “O mensheid, ik ben waarlijk voor jullie allen de boodschapper van Allah, van hem aan Wie het koninkrijk van de hemelen en de aarde toebehoort. Er is geen Allah dan Hij. Allah geeft het leven en doet sterven. Geloof daarom in Allah en zijn boodschapper en volg hem zodat jullie het recht pad zullen vinden (7:158)

Zeg (o profeet): “Indien jullie Allah liefhebben, volg mij dan, Allah zal jullie liefhebben en je zonden vergeven. Allah is vergevingsgezind, genadig (3:31).

Eén van de taken van de Profeet (vzmh) is het uitleggen van de koran door het leven ervan. In een van de overleveringen zegt de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem: “Bid zoals jullie mij hebben zien bidden” (Boechari, Adhan, 18).

Het bovenstaande laat zien dat een gelovige hoort te bidden en hij dient dit te doen door het volgen van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem. Het is nu van belang om te weten hoe de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, heeft gebeden. De handelingen die gedaan dienen te worden heeft Allah via de engel Djibriel (Gabriel) aan de profeet Mohammed (vzmh) laten zien. De overlevering gaat als volgt:

“De engel Djibriel kwam naar mij (Mohammed, vzmh) toe en fungeerde als imam. Hij (Djibriel) kwam op twee verschillende dagen vijf keer langs. Op de eerste dag kwam Djibriel op een tijdstip waarbij de schaduw van een voorwerp zo groot als een schoenveter was en leidde toen het middaggebed. Het tweede tijdstip dat Djibriel kwam was de schaduw van een voorwerp even groot was als het voorwerp zelf en leidde toen het namiddaggebed. Bij zonsondergang kwam Djibriel weer langs en leidde toen het avondgebed. Het nachtgebed leidde Djibriel toen aan de horizon geen licht meer te zien was. Tot slot kwam Djibriel langs voor het ochtendgebed toen de dag aanbrak.

Op de twee dag kwam Djibriel op andere tijdstippen langs. Voor het middaggebed kwam Djibriel op een tijdstip wanneer de schaduw van een voorwerp zijn eigen lengte bereikt had. Het tweede tijdstip was op een moment dat de schaduw van een voorwerp twee keer zijn lengte had bereikt en Djibriel leidde toen het namiddaggebed. Daarna leidde Djibriel het avondgebed en vertrok weer. Voor het nachtgebed kwam Djibriel langs na het verstrijken van één derde van de nacht. Tot slot leidde Djibriel het ochtendgebed toen het licht begon te worden.

Na het ochtendgebed sprak Djibriel toe tot de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, en zei: “O Mohammed. De gebedstijden zijn de tijden die overblijft tussen deze twee tijdstippen” (Tirmidhi, Salât 1 en Abu Dawoed, Salât 2)”

Dat het ochtendgebed uit 2 soenna en 2 fard, het middaggebed uit 4 soenna, 4 fard en 2 soenna, het namiddaggebed 4 soenna en 4 fard, het nachtgebed uit 4 soenna, 4 fard, 2 soenna bestaat weten we door het feit dat de Profeet (vzmh) dit zo heeft gedaan. Het belang van het bidden van de soenna blijkt uit de volgende overleveringen.

“Wie buiten de fard gebeden 12 rakât (soenna) bidt zal van Allah als beloning een huis krijgen in het paradijs. Deze zijn: 2 in de ochtend voor de fard, 4 voor de fard 2 na de fard in de middag, 2 na fard in de avond en 2 na fard bij het nachtgebed.” (Tirmidhi, Salât, 189; Nasaî, Kiyam al-Layl, 66; Ibn Madjah, Iqama, 100)

“Moge Allah genadevol zijn aan diegenen die 4 rakât voor de fard in de namiddag bidden” (Tirmidhi, Salât, 301).

Over de 4 rakât voor de fard tijdens het nachtgebed heeft Aishja (moge Allah tevreden met haar zijn) overgeleverd dat de Profeet dit altijd deed voordat hij aan het fard gebed begon (Zaylai, a.g.e., II, 145 vd.; as-Shawkaani, a.g.e., III, 18). Tevens vertelt Aishja dat de Profeet (vrede zij met hem) elke dag witr bad (Boechari, Witr 2, Moeslim, Moesafiren 137, (745); Nasai, Kiyam al-Layl 30,(3,230); Tirmidhi, Salaat 334, (456); Abu Dawoed, Salât 343, (1435,1437).

En wie gehoorzamen is aan Allah en de Boodschapper, zij zijn met hen aan wie Allah zegeningen heeft geschonken, namelijk de profeten, de waarachtigen, de getuigen en de rechtschapenen en dat zijn uitstekkende metgezellen (4:69).

Samengevat kunnen we zeggen dat onze liefde voor Allah kunnen uiten door het volgen van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, in zijn handelingen; zo ook het bidden van de soennah gebeden.