Hebben de bewegingen tijdens het gebed een betekenis?
In de islam is het verplichte gebed (salât) dusdanig (vormgegeven) dat mensen er zowel mentaal, sociaal, spiritueel als lichamelijk mee bezig zijn. Als onderdeel van het gebed reciteert een moslim delen van de heilige Koran, uit hij of zij woorden van verheerlijking, verheffing en dank, en verricht hij of zij een aantal bewegingen zoals de handen tot schouderhoogte opheffen, met de handen voor het lichaam gevouwen staan, buigen, op de grond neerknielen en vooroverbuigen en zitten. De bewegingen in een gebed hebben specifieke doeleinden en betekenissen.
Door middel van de lichamelijke bewegingen tijdens het gebed wordt Allah verheerlijkt, aanbeden en geprezen. Zo begint een moslim zijn of haar gebed bijvoorbeeld met het (in zichzelf) uitspreken van de intentie om in naam van Allah te bidden en zegt hij of zij “Allah is de grootste”, terwijl tegelijkertijd de handen opgeheven worden, waarmee men de wereld en wereldse zaken letterlijk achter zich laat en alleen voor Allah staat. Wanneer men zich vooroverbuigt, buigt men het ‘zelf’ voor Allah, waarmee Allah verheerlijkt wordt. Met het knielen en vooroverbuigen plaatst men het zelf op het absoluut laagste punt in het aangezicht van Allah en wordt de ultieme mate van fysieke verheerlijking van Allah vertoond.
De lichaamsbewegingen in het gebed van een moslim laten ook in toenemende mate oplopende niveaus van onderwerping aan Allah zien. Terwijl men in staande positie de handen voor zich gevouwen houdt, zegt men als het ware:
‘Mijn handen zijn gebonden, ik geef mij over aan U en Uw wil.’
Het vooroverbuigen (roekoe) is een hogere graad van onderwerping. Hiermee wordt het verdedigingsmechanisme van het zelf doorbroken en lijkt het alsof men zegt:
‘Ik buig alleen voor U, ik kan niet zien wat zich voor mij bevindt. Mijn God, ik ben hulpeloos ten opzichte van U.’
Het knielen en op de grond vooroverbuigen, de prosternatie (sjoedjoed), vormt de ultieme gradatie van onderwerping. Men zegt er als het ware mee:
‘Mijn God, ik breng mijn hoofd naar hetzelfde niveau als mijn voeten. Uit respect voor U verlaag ik mijzelf tot niets. Ik ben volledig weerloos ten opzichte van Uw wil. Zelfs mijn ‘ego’ staat niet tussen U en mij in.’
Het uitdrukken van de eigen beperkingen en zwakheden, en het erkennen van de grootsheid en glorie van Allah vormt de essentie van het (aan)bidden en het voertuig om spiritueel dichter tot Allah te komen. Wie zichzelf boven alles en iedereen plaatst, kan zich niet spiritueel ontwikkelen. De bewegingen tijdens de gebeden doorbreken de illusie van zelfverheerlijking en openen de deur tot spirituele ontwikkeling.