ALLAH

In hoeverre is een niet-moslim verantwoordelijk voor zijn ongeloof?

Degenen die deze vraag stellen suggereren dit: “Aangezien we in Allah en zijn Profeet (vrede zij met hem) geloven, zullen wij naar de hemel gaan! Maar degenen die geboren en getogen zijn in niet-islamitische landen profiteren niet van het Goddelijk Licht en Leidraad; dus zullen zijn naar de hel gaan”. De vraag is een betwistbare kwestie, dat enerzijds een groter zorg voor de niet-moslims dan Allah pretendeert en anderzijds onopgemerkt in de heimelijke kritiek van de islam op gaat.

Er bestaat geen algemene verordening of bepaling in de islam die zegt dat degenen die in niet-islamitische landen leven naar de hel zullen gaan. Eerder nog, de bepaling is als volgt; degenen die naar de hel zullen gaan zijn mensen die de boodschap en uitnodiging van de profeet Mohammed (vrede zij met hem) afgewezen hebben uit haat en koppigheid en hun oren ervoor hebben gesloten en zich ervan hebben afgewend. En dus getuige waren van de Waarheid en het Licht van de islam aanschouwd hebben. Het pretenderen van een grotere barmhartigheid en medelijden dan het Medelijden van Allah is de grootste brutaliteit die er bestaat. Of zij die de Goddelijke Boodschap hebben gehoord in islamitische landen leven of niet, doet minder ter zake. Het is van groter belang of men zich bekommert om de Boodschap en gehoorzaam aan deze is. Degenen die zich daaraan onttrekken zullen daadwerkelijk naar de hel gaan en eeuwig lijden.

De vraag die gesteld is, is één van de kwesties die uitvoerig behandeld zijn door de islamitische geleerden, die overvloedig gesproken en geschreven hebben over het belang van de Koran en Hadith (overleveringen van Profeet (vrede zij met hem)) met betrekking tot dit onderwerp. Maar waarom besteedt men zoveel aandacht aan dit soort vragen, terwijl er tegenwoordig veel meer dringendere kwesties zijn? Als men een antwoord weet te krijgen, hoe zal het hun leven dan beïnvloeden en veranderen? Wat zullen ze bereiken betreffende hun leven in het Hiernamaals? Hoe zal het antwoord het dagelijkse praktijk en levensstijl beïnvloeden van degenen die het vragen, of van degenen namens wie het is gevraagd?

Is er verschil tussen degenen die vrijwillig ongelovig zijn en degenen die geen gelegenheid hebben gehad om van de islam te horen? Zullen de laatstgenoemden naar de hel gaan en de zelfde straf krijgen? Het antwoord zal worden gegeven in het kader van de standpunten van de imams van de islamitische theologie.

De ‘Asharis’ beweren dat wie niet de naam van Allah heeft gehoord en niet de gelegenheid heeft gehad om Hem te leren kennen, ongeacht de plaats waar men leeft en de manier waarop men leeft, niet gestraft, maar veeleer “vrijgesteld” zal worden. Als Allah wil, beloont Hij zulke mensen naar de mate van goedheid die ze verricht hebben. En ze zullen dan van de zegeningen van de hemel genieten.

Het denkbeeld van de Matoeridis komt ongeveer overeen met die van de Moe’tazilieten. Ze beweren dat als men zijn Schepper door middel van zijn verstand vindt, ook al kent men Zijn Naam of “Attributen” niet, men dan niet voor eeuwig gedoemd zal zijn. In feite verschilt deze stelling niet zo van die van de ‘Asharis’, ofschoon het op het eerste gezicht wel zo lijkt. Volgens de Matoeridis maakt het niets uit waar men leeft. Of iemand in de bergen, in een woestijn of op een eiland leeft, hij kan altijd de opkomst of de ondergang van de zon en de maan, het fonkelende licht van de sterren, de harmonie en de ordening van de schepping, de pracht en praal en de regelmatigheid te midden van de enorme variëteit op het aardoppervlak, de reusachtigheid van de bergen en de zachte kalme briesjes die over hun oppervlakte strelen en de sensationele kleuren en bewegingen van bloemen, bomen, en dieren waarnemen. Al deze dingen zijn tekenen van de Bezitter, de Schepper, de Grootste Erbarmer en Waker over alle dingen. Men kan dus het bestaan, de kracht en de gunst van de Schepper waarnemen en erkennen zonder Zijn Naam, Zijn ‘Attributen’ of Zijn Boeken en Boodschappers te hebben gekend. Zo’n persoon behoort dan tot de vergevenen. Daarom moet men niet roekeloos beweren dat mensen die in niet-islamitische landen leven naar de hel zullen gaan als ze niet in Allah geloven. Men moet veeleer zwijgen, gezien de opvattingen van de islamitische geleerden.

Imam Ashari leidt zijn oordeel af uit een vers in de Koran: “We zullen nooit straffen voordat We een Profeet hebben gezonden” (Koran, 17:15). Dus iemand zal niet gestraft worden voor een fout die hij begaan heeft, voordat hij een rechtmatige waarschuwing heeft gekregen door een ware profeet.

Volgens de Matoeridis is het verstand een belangrijk vermogen dat in staat is om het goede van het kwade te onderscheiden, maar het zou te ver gaan om te zeggen dat het verstand alléén in staat is om alles uit te pluizen. Daarom beveelt Allah het goede en verbiedt het verkeerde, en laat de zaak nooit helemaal over aan het oordeel en de bevinding van de mens, omdat ze feilbaar zijn. Hij draagt Zijn verboden en geboden aan mensen over door middel van profeten, en dus laat Hij de mensen nooit in het ongewis. Het argument van de Matoeridis luidt als volgt: “Het verstand kan tot de conclusie komen dat overspel en ontucht slecht zijn, omdat de stamboom en de afkomst verstoord en gestagneerd worden, met alle kwalijke gevolgen van dien, onder andere die voor de verdeling van erfgoed”. Door het verstand te gebruiken kan men erop komen dat diefstal slecht is, want als het normaal zou zijn dat je bezittingen van hem steelt die het verkregen heeft door hard te werken, niemand dan in enige zekerheid kan leven. Het verstand kan ook ontdekken dat het drinken van alcoholische dranken slecht is, omdat je daardoor het bewustzijn kunt verliezen, het je gezondheid kan schaden, je vatbaar kan maken voor allerlei ziekten en zelfs het nageslacht kan aantasten. Hetzelfde geldt ook voor wat goed is zoals rechtvaardigheid, goed gedrag tegenover anderen en dergelijke. Dit alles wordt als goed beschouwd door het verstand.

Vertrouwen en geloven in Allah is ook een goedheid dat het verstand kan vatten, omdat het geloof ons tot voldoening en innerlijke rust leidt. Reeds op deze wereld beginnen we het gevoel van tevredenheid te beseffen dat we zullen ondervinden in de hemel. De weg naar het geloof is niet zo moeilijk dat het ontoegankelijk is voor het verstand. Zoals het geval van de Bedoeïen, die naar de Profeet (vrede zij met hem) kwam en hem uitlegde hoe hij zich tot het geloof bekeerd had: “De uitwerpselen van een kameel wijzen erop dat een kameel bestaat. Voetsporen in het zand duiden de aanwezigheid van een reiziger aan. De hemel met al zijn sterren, de aarde met zijn bergen en valleien en de zee met zijn golven, zijn zij niet het bewijs van de aanwezigheid van de Schepper, de Almachtige, de Grootste Erbarmer? Deze Bedoeïen ging in Allah geloven door zijn verstand te gebruiken. Daarom moeten en mogen we de rol van de rede en de gedachte in het geloof niet onderschatten. Vanuit dit oogpunt gezien wil Matoeridi zeggen dat men zijn Schepper door het gebruik van het verstand kan vinden. Er zijn veel goede voorbeelden uit de pre-islamitische periode.

Één ervan is Waraqa b. Nawfal, neef van Oemm al-Moe’minin (de moeder der Moslims), Khadija (ra), de eerste vrouw van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem). Waraqa had het gevoel dat de Profeet (vrede zij met hem) in zijn levensperiode zou verschijnen. Toen de eerste openbaring aan Mohammed (vrede zij met hem) kwam, zag hij (Mohammed) de Engel Djibriel (Gabriël) die de hele horizon en de hemel liet schitteren door zijn grootheid. De Profeet (vrede zij met hem) kwam naar huis terug en met kloppende hart vertelde hij Khadija (ra) wat hij gezien en gehoord had, terwijl hij haar smeekte om hem toe te dekken. Khadija (ra) ging naar Waraqa om zijn advies te vragen, en hij bevestigde de waarheid van de missie (profeetschap) en de openbaringen van Mohammed (vrede zij met hem). Waraqa behoorde tot degenen die de aangekondigde tekenen van de komst van de Profeet (vrede zij met hem) al wisten en aanvoelden. En de tekenen lieten al van zich horen. Zodoende begreep Waraqa dat er nooit iets goeds van de kant van de afgoden zou komen en negeerde hij hun. En door zijn eigen gezond verstand te gebruiken geloofde hij in het bestaan van één God.

Nog zo’n iemand was Zaid b. Amr, de oom van Oemar bin al-Khattâb (ra). Hij vereerde de afgoden niet meer, maar aanbad de Enige God. Hij verachtte de afgoden en vertelde de mensen dat ze onecht waren en men niets goeds van hen kon verwachten. Hij wist dat de komst van een Profeet nabij was. Echter, zoals Allah wenste, leefde hij niet lang genoeg om de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) in levende lijve te zien. Maar hij wist intuïtief wel van zijn komst. Hij riep zijn zonen Said en Oemar en de andere familieleden aan zijn sterfbed en zei: “Het Licht van Allah verschijnt aan de horizon. Ik geloof zeker dat het spoedig zal verrijzen. Ik voel al zijn tekenen boven onze hoofden. Zodra de Profeet (vrede zij met hem) komt, moeten jullie zonder tijd te verliezen naar hem toegaan en je bij hem aan sluiten”. Wat de mensen zelf met hun handen hebben gemaakt kan God niet zijn, of in behoeften voorzien. Deze menselijke scheppingen hebben zelf de mens nodig. Hoe kan iets wat zelf in behoeftige omstandigheden verkeert, aan de wensen van de mens tegemoetkomen? Door zulke simpele redenaties kan men komen tot de noodzaak om de Heer van de aarde en de hemel te leren kennen. Echter, als men zijn verstand richt op de Openbaring, dan is zijn noodzaak om te weten al aangewakkerd en de weg naar de eeuwige gelukzaligheid ligt voor hem open.

Om het kort te houden, degenen die de Profeet (vrede zij met hem) hebben gezien en over hem en de Koran gehoord hebben, maar nooit de behoefte hebben gehad om verder te zoeken en om meer over hem te weten te komen zullen niet naar de hemel gaan. Van degenen die onvrijwillig in onwetendheid verkeerden en die ook niet de geringste kans hebben gehad om de Koran en de Profeet (vrede zij met hem) te leren kennen, mogen we echter hopen dat zij van Allah’s Genade mogen profiteren. En ze zullen niet beschuldigd en gestraft worden voor fouten die ze begaan hebben uit onwetendheid.

Deze vraag brengt het verschil tussen de vroegere en huidige Moslims naar voren en de plichten van moslims tegenover de niet-moslims.

De eerste Moslims leefden volledig volgens de islam, vertegenwoordigden en verspreidden de Boodschap, geopenbaard aan Mohammed (vrede zij met hem) over een breed gebied en wakkerden het collectieve gewetensgevoel van de mensheid aan. Vele eeuwen later, als we hun levensverhalen lezen, kunnen we zo’n grootheid in hun islamitisch denken en leven waarnemen dat het ons duidelijk wordt waarom mensen niet onverschillig waren voor de Boodschap die ze brachten. Ze waren onbevreesd en onbedwingbaar en sloegen totaal geen acht op de zorgen, genoegens en lijden van het wereldse, dagelijkse leven, zodat ze een duurzame indruk hebben achtergelaten op de wereld.

Dankzij hun oprechtheid en dienstijver hoorde een groot aantal mensen de boodschap van de islam binnen een zeer korte tijd. Ze waren zo verheven, diepgaand en grondig in hun handelen en geesteskracht, dat in de tijd van kalief Oethmân het licht van de islam zich uitspreidde van de Straat van Gibraltar tot aan het Aral Meer, en van de gebieden van Anatolië tot aan de Grote Muur van China. Tijdens de periode van de Moe’awiya (een metgezel van de Profeet (vrede zij met hem)) bereikten de Moslims de Atlantische Oceaan. Heel Marokko, Tunesië en Algerije schitterden onder de glorierijke vlag van de islam. In minder dan 30 jaar, na de laatste openbaring aan de Profeet (vrede zij met hem) hebben de Moslims de islam in deze landen bekendgemaakt (verspreid). Daar de moslims zelf de islam volledig beleefd en nageleefd hebben, respecteerden en bewonderden de meeste mensen hun en voelden zich tot hen aangetrokken. En zodoende sloten zij zich aan bij het geloof.

De Christenen en de Joden in die landen prefereerden een staat geregeerd door Moslims boven die van hun eigen mensen. Toen de Moslims Damascus moesten verlaten kwamen de Christenen bij elkaar met hun religieuze leiders en verzochten hun niet te vertrekken. Maar toen de Moslims daadwerkelijk weggingen, beloofden de Christenen dat ze onder hun bewind zouden leven en dat ze de volledig verschuldigde rijksbelasting (jizya) zouden betalen als de Moslims in staat waren in de toekomst terug te keren. Bovendien deed de eerlijkheid van de Moslims een groot aantal mensen bekeren tot de islam. Het is trouwens onmogelijk voor te stellen dat het anders kon aflopen, aangezien die mensen de eerste Moslims zagen, van wie de meesten Oemar bin Khattab (ra) “vertegenwoordigden”, die bekend was om zijn oprechtheid en toewijding. Zij waakten ’s nachts gedurende lange tijd en waren overdag legendarische krijgers te paard. Ze haalden zeer veel mensen over en imponeerden ze, zodat ze allemaal geloofden dat alle poorten van de hele wereld spoedig voor ze open zouden gaan.

Als we bedenken dat mensen tegenwoordig niet eens geborgenheid kunnen verschaffen, zelfs niet in een klein gebied voor hun eigen gemeenschap, dan begrijpen we hoe groot de prestatie van de eerste Moslims was. Als beloning voor hun geborgenheid, betrouwbaarheid, wijsheid, fijnheid van geest en vroomheid waren de deuren van veel kastelen en steden geopend voor hen, niet als eervolle titelhouders of bezoekers, maar als bestuurders en heersers.

Toen de Moslims de leiding over Syrië en Palestina overnamen, vroegen de legerleiders om de sleutels van de Masjid al-Aqsa (één van de beroemde moskeeën). De Patriarch die in het bezit was van de sleutels vertelde hen dat ze wisten hoe de persoon die de sleutels in ontvangst zou nemen eruit zag en dat het onmogelijk is om ze over te dragen aan een ander. Terwijl ze aan het redetwisten waren, begaf de kaleif Oemar (ra) zich al op weg vanuit Mekka naar Palestina. Niemand wist hoe hij zou reizen. Maar het was de Patriarch en de priesters bekend hoe degene die de sleutels zou ontvangen zou komen. Oemar bin Khattâb (ra) had een kameel van het staatseigendom geleend. Hij had ook een paard kunnen lenen, maar had dat niet gedaan. Hij had een kameel genomen om er beurtelings met zijn dienaar, die hem vergezelde tijdens de reis, op te rijden.

Toen de aanvoerders van de Moslims hoorden dat Oemar (ra) met een kameel aankwam, baden zij tot Allah dat als ze de rivier zouden oversteken het dan niet de beurt was van Oemar om te lopen. De Byzantijnen waren gewend om hun heersers in pracht en praal te zien. Dus de aanvoerders van de Moslims dachten dat het voor de kaleif misschien beschamend zou zijn als hij zou worden gezien met een kameel waarop de dienaar reed en hij de teugels vasthield en met opgerolde broekspijpen, de rivier overstak. In feite was de politieke pracht en praal een schijnheilige vertoning en Oemar (ra) probeerde het te vermijden. Niettemin geschiedt alles volgens de Wil van Allah. En juist datgene gebeurde waarvoor de aanvoerders vreesden. Daarnaast had Oemars (ra) kleding, totaal versleten en uitgedragen, vele erop genaaide lapjes. Toen de Patriarch deze figuur zag, riep hij luid: “Dit is de man wiens beschrijving in onze boeken staat. Dus zal ik hem de sleutel overhandigen”. Vanwege de voorkennis, verkregen uit hun boeken, wisten de priesters al hoe Oemar (ra) eruit zou zien en hoe hij de rivier zou oversteken. De overhandiging van de sleutel van de Masjid al-Aqsa aan de Moslims leidde tot de aanvaarding van de islam door veel mensen.

Oeqba b. Nafi, een man met een groot ijver, behoorde tot degenen die erop uittrokken om mensen over de hele wereld over de Waarheid in te lichten. De verovering van Afrika was ten dele aan hem te danken. Na succesvolle overwinningen werden sommige mensen jaloers op zijn roem en spraken slecht over hem tegen de kaleif. De kaleif werd opgehitst en Oeqba werd ontslagen uit zijn functie. Hij werd gearresteerd en werd zodoende afgehouden van zijn pogingen om de islam aan de mensen te verkondigen. Gevangen genomen voor vijf jaar, werd zijn enige smart en grote verlangen zó te kennen gegeven: “Ik wou dat ik de islam over heel Afrika kon verspreiden. Dit is mij onmogelijk gemaakt. Dat is het enige wat ik betreur”. Door Oeqba vrij te laten en hem vervolgens tot bestuurder van Afrika te benoemen, heeft Yazid een goede daad verricht en veel van zijn wonden geheeld. Als compensatie voor al het onrecht dat hij te verduren heeft gehad. Hij opende de weg om Afrika alsnog te veroveren en de islam in dit hele gebied te verspreiden wat voorheen bijna gelukt was, maar tot een einde was gekomen door de arrestatie van Oeqba. Oeqba bereikte de Atlantische Oceaan met een enkele veldtocht. Hij kon met zijn paard de Oceaan niet oversteken en schreeuwde: “O, Allah! Als deze donkere zee me niet had verhinderd verder te gaan, dan had ik Uw Heilige Naam in de overzeese landen bekend hebben gemaakt. Als er iemand toen in staat was geweest om hem over het continent Amerika te vertellen, dan zou Oeqba zeker van plan zijn geweest om daar hoe dan ook naar toe te gaan.

Deze eerste Moslims veroverden de gebieden die nu Azerbadjan, Iran, Irak, Noord-Afrika, Boechara, Tashkent en Samarkand genoemd worden. Het zijn die plaatsen die Boechari, Moeslim, Tirmidhi (dit zijn de drie van de zes grote hadith verzamelaars), Ibn Sina, al-Farabi en Biruni voortbrachten in een tijdperk van vijfentwintig jaar, in minder dan een enkele generatie. De eerste Moslims droegen de boodschap van de islam over in bijna elk van de toen bekende gebieden in de wereld; en ze zorgden ervoor dat de glorierijke vlag met daarop:

“Er is geen ander Schepper dan Allah en Mohammed is Zijn Boodschapper” vol trots wapperde in vele landen.

In ons geval doen we nauwelijks de moeite om over de Waarheid te vertellen aan mensen in onze omgeving, laat staan dat we naar andere landen gaan en de mensen over de islam inlichten. Sommige mensen willen misschien wel naar ons luisteren, maar we slagen er helaas niet in hen te overtuigen. Onze woorden keren terug tot ons als van een muur van ijs, koud. De woorden verlaten onze monden wel, maar ze dringen niet door tot de harten en de zielen van de mensen. Door dit te zeggen is het niet onze bedoeling om ondankbaarheid te tonen voor de zegeningen die we wel hebben. We willen slechts aandacht schenken aan het feit dat er een groot, werkelijk onmeetbaar verschil bestaat tussen onszelf en de kwaliteiten van de mensen die de Metgezellen (moge Allah tevreden met hen zijn) van de Profeet (vrede zij met hem) waren.

Zij brachten de Boodschap over aan alle mensen en zagen deze taak als het enige doel van hun leven. Als ze niet in staat waren om het te volbrengen, hadden ze medelijden met de mensen en de landen die zich niet bewust waren van de Waarheid. Daarentegen zijn wij niet eens in staat om de Islam volledig in ons individueel bestaan te vertegenwoordigen en nog minder in staat om zijn boodschap over te brengen aan de grote menigte over de grens. Wij hebben ons overgegeven aan onze persoonlijke behoeften en zorgen; en we hebbend niet de hoogste prioriteit gegeven aan het werken in dienst van Allah. We denken helaas maar al te goed aan de paden die naar onze huizen, banen en ons wereldse leven leiden. Degenen onder ons die naar het buitenland zijn gegaan, naar niet-islamitische landen zijn daarheen gegaan om dollars, ponden, marken of franks te verdienen en niet om de islam in die landen te verspreiden. Daarom zijn wij niet in staat ze de ingezetenen kennis te laten maken met de grote Waarheid.

Als tegenwoordig de niet-Moslims in dwaling, verdorvenheid en ongeloof leven, wat te wijten is aan onze onachtzaamheid, luiheid en onbekwaamheid, dan zullen wij daarvoor zeker rekenschap moeten geven. Als zij verantwoording moeten afleggen hiervoor, dan zal zeker ook ons het een en ander ten deel vallen. Lezingen en seminars geven en forums organiseren zijn niet de enige manier om de islam te verspreiden. Zulke activiteiten kunnen beschouwd worden als een goede poging om het pad te leren kennen dat naar Allah leidt, maar zij vormen op zich niet het echte middel in dienst van de verspreiding van de islam. Als een echte dienst voor de islam wordt vergeleken met een groot paleis dan zijn onze pogingen tot dusverre niet meer dan de eerste ingang tot het paleis: we zijn nog niet eens echt begonnen met onze taak.

Daarom zullen velen het spoor bijster raken. Nu en dan zijn we naar die mensen gegaan om hen de islam te vertellen, maar we hebben ons niet behoed voor nutteloze twistgesprekken en conflicten tussen onszelf. Wij zijn zeker niet in de buurt gekomen van het niveau van vertegenwoordiging van de islam door Oemar (ra), Oeqba b. Nafi en andere personen met dezelfde hoedanigheid. Wie weet hoe hun tegenstanders overvallen waren door angst vanwege hun vastberaden moed, hun onbedwingbare toewijding aan Allah; of door verbazing bevangen waren vanwege hun betrouwbaarheid, loyaliteit, rechtvaardigheid en menslievendheid, waardoor ze vol verwondering tenslotte de islam aanvaardden. Het feit dat veel landen waarin nu moslims leven, uitzonderingen daargelaten, waren veroverd door deze eerste Moslims, bewijst genoeg wat absolute oprechtheid in dienst van Allah kan bereiken.

Vanuit dit perspectief bekeken krijgt de vraag over niet-moslims, vooral degenen die in niet-islamitische landen leven, een ander aspect. We moeten de niet-Moslims met grotere tolerantie behandelen en tegen onszelf zeggen: “We moeten ons schamen. We zijn er niet geslaagd om de boodschap van de islam te verkondigen en ze het Licht te brengen en uit de duisternis waarin ze leven te halen”. Ter verduidelijking zal het helpen om hier een waar gebeurd verhaal over een Duitse familie te vertellen.

Een Turkse arbeider kreeg onderdak bij een Duitse familie. Hij schonk grote aandacht aan religieuze plichten en volbracht ze nauwgezet. Behalve tijdens de werkuren, liet hij het nooit na om de familie over de islam te vertellen. Na een tijdje werd de huisbaas moslim. Zijn vrouw zei tegen hem, net zoals eens de vrouw van Amir b. Tufail had gezegd: “Wij zijn tot nu toe altijd bij elkaar gebleven. Laten we in de toekomst ook bij elkaar blijven. Samen op de Sirat (de brug van deze wereld naar de hemel) en ook in de hemel. Als de islam werkelijk ertoe leidt dat je hemelse gebieden kunt betreden, zoals je zegt, waarom zou ik me dan van zo’n zegen onthouden, terwijl jij er wel van zou genieten?

Ze maakte haar woorden af met kalimat al-tawhid:

“Er is geen ander God dan Allah en Mohammed is Zijn Boodschapper”.

Met hun kinderen die ook de islam als godsdienst accepteerden was de familie compleet geworden en hun huis vormde een buitenpost van de hemel. Een paar dagen later ging de gastheer naar de Turkse arbeider en zei verrassend: “Ik kan je niet genoeg bedanken voor het feit dat je een eervolle gast voor ons bent geweest. Soms word ik echter kwaad op je en ik kan me dan niet bedwingen om je echt af te ranselen. Door jouw komst hebben wij de Koran, de Profeet (vrede zij met hem) en God leren kennen. Mijn huis kreeg een hemelse sfeer. Maar ik had een vader. Hij was een erg fatsoenlijke goede man. Hij overleed een aantal dagen voor je komst. Waarom kon je niet wat vroeger komen om hem ook over de islam te vertellen?” Deze woorden geven waarachtig de stem, het beklag, de berisping van de hele niet-islamitische wereld weer. We zijn er niet in geslaagd hen van de islam te overtuigen. Zelfs in onze eigen landen hebben we niet genoeg moeite gedaan en steun gegeven ter wille van de islam om ervoor te zorgen dat onze eigen mensen de islam behoorlijk kenden.

De vraag kan ook vanuit een ander gezichtspunt bekeken worden, namelijk: degenen die ons van de islam verwijderd hebben, beloofden altijd een leven volgens westerse standaard. Maar we bedelen na 150 jaar nog steeds aan de deuren van het Westen. Er is weinig veranderd en we kunnen niet zeggen dat we in enig belangrijk opzicht vooruit gegaan zijn. Gedurende anderhalve eeuw heeft het Westen ons gezien en behandeld als hun arbeiders die hun eigen vaderland verlieten voor een hongerloon. Zelfs toen we hen over de gouden principes van de islam wilden informeren, de beste van alle boodschappen, welke de deuren van het Paradijs voor hun zouden openen accepteerden de christenen en de joden het niet. Ze wilden de kwaliteit en de waarde van de islam niet inzien. Dit komt deels door het feit dat ze ons als verachtelijke ondergeschikte arbeiders zien. Zoals altijd kan een rijk iemand zich moeilijk voorstellen dat hij iets van de bedelaar voor zijn deur nodig heeft.

Vandaag de dag is de islamitische wereld bepaald geen achtenswaardig voorbeeld voor de rest van de wereld. Integendeel, het is verscheidene keren op vele terreinen verslagen en ondergeschikt gemaakt aan het Westen. Alleen als wij de islam volledig praktiseren en vertegenwoordigen en naar de niet-moslims gaan met zelfvertrouwen, eergevoel, waardigheid en grootheid en dit alleen doen ter wille van God, net zoals onze voorvaderen en eerste moslims dat hebben gedaan; dan pas kunnen we verwachten dat ze echt naar ons luisteren en de roep van de islam accepteren. We mogen het niet accepteren, en dat gebeurt nog steeds, dat ze ons beschouwen als dienaars en bedelaars, maar zolang we onze ware islamitische identiteit niet hebben teruggevonden, geven we hun een excuus ons zo te beschouwen en te behandelen. Het is zeker dat, als ze rekenschap moeten geven van hun standpunten en gedrag in het Hiernamaals, we dan ook, gefaald in het overleggen van de islam aan hen, ondervraagd en gestraft zullen worden voor onze laksheid en nalatigheid in deze. Dus de verantwoordelijkheden van Moslims en niet-moslims moeten op gelijke hoogte in acht worden genomen. Oordelen over hen moeten terecht en rechtvaardig zijn. De overtuiging die alle niet-moslims tot de hel verdoemt alleen omdat ze niet-moslim zijn is ons vreemd. Ook de ijdele gedachte dat als wij eens op nonchalante en ondoordachte wijze zullen trachten de waarde van de islam te verkondigen, de mensen ons dan zullen volgen, is ons vreemd. Ook bestaan er nutteloze mijmeringen zoals de veronderstelling dat als men eens op een oppervlakkige manier de waarde van de islam noemt, we dan zomaar mensen kunnen bekeren.

We geloven dat in de nabije toekomst een aantal zaken in de wereld zullen veranderen. Vooral in Turkije, Centraal Azië, Egypte, Pakistan en in sommige andere landen zullen de Moslims hun zelfbewustzijn inzake de islam herkrijgen. En er zullen mensen met een edelmoedig karakter zijn die niet meer het wereldse na zullen streven, maar alleen leven in de ijver om de islam en zijn verheven normen en waarden aan de mensen duidelijk te maken. Alleen door ondersteunde, gerichte pogingen zal de islam een groot inbreng hebben op het evenwicht in de wereld. Het zal worden gerespecteerd en gewaardeerd. De stem van de moslims die niet-moslims oproepen tot toetreding in de islam, zal gehoord worden.

Dit is niet iets onmogelijks. Het zal veeleer zeker gebeuren. Maar degenen die erin slagen zullen mannen en vrouwen van goed karakter zijn, wiens harten vervuld zijn van de islam. En niet de schijnheilige en inadequate mensen die alleen aan hun lichamelijke behoeften denken en die zich alleen met de islam bezighouden in hun vrije tijd.

Is God in het christendom hetzelfde als Allah in de islam?

De naam Allah is een bijzondere naam van Allah en geen andere naam kan deze vervangen. Echter, wanneer men God zegt en hiermee Allah bedoelt, is dit geen enkel probleem. Het gebruik van de naam Allah wordt echter geprefereerd, want Allah heeft zich aan ons met deze naam doen kennen. In de Koran is de eenheid van Allah de rode draad door het boek. Allah is één en Hij kent in Zijn eigenschap en daden geen gelijke. Alles wat hier tegen in gaat, staat haaks op de islam en wordt beschouwd alsof Allah een naaste heeft. Een dergelijk geloof wordt door Allah niet geaccepteerd. In de Koran zien we dat of direct voor of direct na de verzen met de boodschap “er is geen god dan Hij” verschillende boodschappen worden duidelijk gemaakt. We zullen er een aantal uiteenzetten:

Waarlijk zij lasteren God, die zeggen: “Allah is Eén der Drie.” Er is geen God dan de enige God. En indien zij niet ophouden met hetgeen zij beweren, zal de ongelovigen een smartelijke straf overkomen. (De Koran, 5:73) Zeg: “O mensdom, ik ben u allen tot een boodschapper van Allah, aan Wie het koninkrijk der hemelen en der aarde behoort. Er is geen God naast Hem. Hij geeft het leven en doet sterven. Gelooft daarom in Allah en Zijn boodschapper, de reine Profeet, die in Allah en Zijn woorden gelooft en volgt hem opdat gij recht geleid moogt worden.” (De Koran, 7:158)

Zij die in de drie-eenheid geloven, kunnen hier veel lering uit trekken. Profeet Isa (Jezus) was enkel een dienaar van Allah. Echter, zijn profeetschap was zeer gezegend. Maria had de eer om de gezegende moeder van deze profeet te zijn. Zij die zover gegaan zijn om goddelijkheden toe te schrijven aan Jezus, of de mensen die zijn achtergebleven, geloven volgens de Koran niet in Allah.

Is Allah een deel van het universum?

In de islam maakt Allah geen deel uit van het universum en wordt het universum niet als deel van Allah gezien. Allah verschilt volledig van Zijn schepping. De Koran zegt: “En er is niets aan Hem gelijk.” (112:4). Mohammed, vrede zij met hem, heeft gezegd dat wat voor beeld iemand zich ook van Allah voorstelt, dat dit beeld niet met Allah te vergelijken is. Dit wil zeggen dat het “Zelf” en de Essentie van Allah buiten ons voorstellingsvermogen en begrip vallen.

Met behulp van de volgende vergelijking zullen we de stelling dat ‘Allah geen deel van het universum is’ nader toelichten. Laten we ons een boek voorstellen, waarvan ieder woord op dezelfde wijze intelligent is, als een persoon. Een woord kan slechts letters, andere woorden, zinnen, paragrafen en bladzijden zien, omdat binnen het domein van het boek alleen deze entiteiten bestaan. Het woord kijkt naar zichzelf en realiseert zich dat het bestaat uit letters die op een bepaalde manier zijn samengevoegd om een betekenis uit te drukken.

Vervolgens kijkt het naar zinnen, paragrafen en bladzijden en het realiseert zich dat er zelfs een grotere orde en betekenis waargenomen kan worden. Hieruit concludeert het dat het boek waar het zich in bevindt een schrijver moet hebben. Vervolgens beredeneert het: “Ik vraag me af hoe mijn schrijver eruitziet”. Vanaf dit moment zal het woord fouten maken. Het zal de schrijver namelijk proberen te vergelijken met de bladzijden, paragrafen en andere kenmerken van het boek, omdat dat de enige dingen zijn die het in zijn eigen bestaanswereld kent. In werkelijkheid is de schrijver echter volledig anders dan het boek.

Op soortgelijke wijze is het universum als een boek. De aarde vormt daarbij een bladzijde en wij de woorden van het boek. Net zoals een boek een schrijver heeft, moet de aarde een Schepper hebben. En net zoals de schrijver van een boek totaal verschillend is van het boek zelf, is Allah totaal verschillend van Zijn schepping.

Wanneer iemand zich de essentie van Allah begint voor te stellen of zich bepaalde voorstellingen van Allah maakt, zal hij of zij er altijd naast zitten, omdat we beperkt zijn tot onze kennis van dit universum en Allah in geen enkel opzicht op iets uit Zijn schepping in het universum lijkt. Het bestaan van menselijke en dierlijke Goden in bepaalde religies is het resultaat van deze grove fout.

Wanneer we het hebben over de Namen en Eigenschappen van Allah, die zich in het universum manifesteren, bedoelen we daarmee dat die kwaliteiten zich in de werken van Allah weerspiegelen. Zo is één van de Namen van Allah bijvoorbeeld Al-Jamil (de Schone). De schoonheid van een bloem of een adembenemend natuurlandschap zijn een afspiegeling van die naam. Een andere Naam van Allah is Al-Adl (de Rechtvaardige). De balans en het evenwicht die we in de natuur en het universum zien, zijn een afspiegeling van die Naam.

Elke Naam van Allah, die in de Koran genoemd wordt, informeert ons over een inherente ‘vaardigheid’ of ‘eigenschap’ van Allah.

Is de mens naar het beeld van Allah is geschapen?

Moslims geloven niet dat de mens exact naar het beeld van (de essentie van) Allah geschapen is. Zo heeft Allah bijvoorbeeld geen armen en benen, zoals wij. Noch is Hij van vlees of bloed. De Koran verklaart dat Allah in essentie op geen van Zijn schepselen lijkt (112: 1-4).

Aan de andere kant heeft Allah de mens geschapen met eigenschappen, die, in zeer beperkte mate, op die van Hem lijken. Daar wordt de aandacht op gevestigd in het vers: “…Ik heb hem (Adam) vervolmaakt en van Mijn geest in hem geblazen …” (15:39). Hoewel de islam duidelijk maakt dat men geen enkele ‘goddelijkheid’ aan wie dan ook kan toekennen, wordt tegelijkertijd erkend dat de mens dezelfde perfecte en oneindige eigenschappen als Allah bezit, zij het in een beperkte en eindige vorm, opdat hij Allah kan (leren) kennen.

Als mens kennen wij en begrijpen wij dingen alleen door middel van hun tegengestelden, zoals warm en koud, positief en negatief etc. Allah heeft echter geen tegengestelde. Om ons in staat te stellen Allah te begrijpen, heeft Hij ons eigenschappen gegeven, die op die van Hem lijken. We kunnen deze eigenschappen vervolgens als meeteenheid gebruiken om de absolute, eeuwige en volmaakte eigenschappen van Allah te begrijpen. Zo zien wij bijvoorbeeld slechts zeven kleuren van het spectrum en slechts binnen een bepaald bereik.

Wanneer we bedenken dat het universum ondanks de grootte ervan in volmaakte harmonie functioneert, kunnen we begrijpen dat Allah Alziend moet zijn om alle zaken in het universum te kunnen regelen. Door middel van onze beperkte artistieke vermogens kunnen we een idee krijgen van de niet te evenaren Kunstzinnigheid van Allah.

Kennis over Allah is zeer belangrijk, omdat het tot liefde voor Allah leidt. We kunnen niet van iemand houden die we niet kennen. Een gebrek aan kennis over Allah zal leiden tot een zeer oppervlakkige en pretentieuze bewering van Allah te houden. Allah heeft ons het juiste gereedschap geschonken om de stations van kennis over en liefde voor Allah te bereiken.

Op welke wijze geven de schoolvakken informatie over de Schepper?

Op veel plaatsen in de Risale-i Nur is het geloof in Allah met talloze, onweerlegbare bewijzen verklaard en uitgelegd. Op een dag kwamen leerlingen van het middelbaar onderwijs naar Said Nursi en vroegen hem: “Vertel ons over onze Schepper. Onze leraren vertellen helemaal niets over Hem.” Hij antwoordde hierop:

“Elk onderdeel van de wetenschappen die jullie bestuderen, vertelt onophoudelijk in haar eigen taal over Allah. Ze leren ons wie de Schepper is. Hiervoor moeten jullie niet naar jullie leraren luisteren, maar naar deze wetenschappen.”

Bijvoorbeeld in een prachtige apotheek met talloze medicijnen zijn leven gevende zalfjes en drankjes te vinden die met precieze en nauwkeurige hoeveelheden zijn samengesteld. Dit verwijst zonder twijfels naar een erg bekwame, scheikundige en wijze apotheker. Zo ook zijn er in de apotheek van deze wereld vierhonderdduizend soorten potjes te vinden die elk een levendig zalfje of drankje voorstellen, welke met absolute nauwkeurigheid zijn gemengd. In welk opzicht deze apotheek beter en groter is dan de apotheek die in jullie stad te vinden is, kunnen jullie begrijpen door het te vergelijken met de wetenschap van de medicijnen die jullie bestuderen. De Alwijze in Zijn verhevenheid, Die de Apotheker van deze grote apotheek is, wordt zo zelfs aan de blinden getoond.

Of bijvoorbeeld een buitengewone fabriek die duizenden soorten textiel uit eenvoudige grondstoffen weeft, verwijst zonder twijfel naar een fabrikant en een bekwame machinist. Zo ook verwijst deze reizende machine naar Allah, die op honderdduizend verschillende plaatsen in deze wereld een vestiging heeft, waar honderdduizenden fabrieken zijn opgesteld. Met de wetenschap van de werktuigbouwkunde die op school wordt onderwezen, kunnen jullie vergelijken in welk opzicht deze wereldse fabriek groter en beter is dan die van de mens. Hierdoor wordt duidelijk dat deze fabriek ons voorstelt aan de Eigenaar en Vakman van deze wereldbol.

Of bijvoorbeeld een grote opslagplaats, magazijn of winkel waar duizenden soorten levensmiddelen uit de omgeving worden verzameld, gesorteerd, opgeslagen en opgesteld geeft zonder twijfels kennis van een voortreffelijke magazijnbeheerder, eigenaar en ambtenaar. Op precies dezelfde manier is deze Barmhartige opslagplaats die we aarde noemen en die in één jaar een gebied van normaal vierentwintigduizend jaar probleemloos afreist, een Goddelijk schip, een opslagplaats en een Goddelijke supermarkt die duizend en één verschillende grondstoffen, goederen en conservenpakketten draagt. Het neemt verschillende groepen met allemaal verschillende levensbehoeften met zich mee, reist de verschillende seizoenen af en vult zich in de lente als een grote wagon met duizenden verschillende voedselpakketten en verspreidt deze weer onder de arme levende wezens die in de winter zonder voedsel komen te zitten. Met de wetenschap van de economie die jullie bestuderen en nog zullen bestuderen, is te begrijpen hoe prachtig, groot en wonderbaarlijk deze fabriek is en met deze zekerheid toont het ook de Eigenaar, de Gebruiker en de Planner van deze wereldse voorraadkamer en leert ons om Hem te kennen en van Hem te houden.

Of bijvoorbeeld een wonderlijke commandant die het gezag heeft over vierhonderdduizend eenheden die elk verschillende levensbehoeften hebben, andere wapens gebruiken, verschillende kleding dragen, verschillende training krijgen en op verschillende tijden met verlof gaan. Wanneer deze commandant nu helemaal alleen alle verschillende groepen in hun verschillende levensbehoeften, verschillende wapens, kleding en instrumenten voorziet, zonder zich te vergissen of er ook maar één te vergeten, dan toont dit openlijk en zonder twijfels dat hij een fantastische commandant is en wordt deze commandant door iedereen geprezen. Zo kun je ook de vierhonderdduizend verschillende planten- en diersoorten zien die het Goddelijk leger op de aardbodem zijn en elke lente opnieuw worden bewapend met steeds verschillende kleding, levensbehoeften, wapens, training en verlof. Deze zaken die één enkele Almachtige Commandant, goed voorbereid, zonder er ook maar één te vergeten of zich ergens in te vergissen, laat uitvoeren door de lente, die het leger van deze aardbol is, toont zeker in hoeverre het groter en beter is dan het leger van de mensen. De wetenschap der krijgskunde, die jullie zullen leren, toont aan degene die opletten en hun verstand op zijn plaats hebben zitten, met verbazing en lofprijzing wat voor een Heilige Commandant Allah is, de Eigenaar, de Planner en de Heerser over de aarde. Zo laat Hij van zich houden en roept hiermee dankbaarheid en lofprijzing op.

Of als er bijvoorbeeld in een prachtige stad miljoenen elektrische lampen bewegen en overal heen en weer reizen terwijl hun brandstof nooit opraakt. Dan toont dit zonder dat er nog twijfels over kunnen bestaan, de aanwezigheid van een wonderlijke vakman en een buitengewoon meesterlijke elektricien die deze elektrische lampen en fabrieken op een of andere manier leidt, de reizende lampen maakt, de fabriek heeft opgericht en voor de nodige brandstof zorgt. Zij zullen deze elektricien met verbazing en bewondering aan ons voorstellen en ons ervan laten houden. Op precies dezelfde manier, wanneer we naar het heelal kijken, dat ook een stad is, zien we de sterren die aan het plafond van dit wereldse paleis zijn bevestigd en waarvan een deel –volgens de astrologen– duizend maal groter is dan deze aardbol en zeventig maal sneller bewegen dan een kanonskogel, zonder dat de ordening wordt verstoord. Ze botsen niet tegen elkaar aan, doven niet en hun brandstof raakt niet op. Volgens de astrologie die jullie bestuderen, is er elke dag net zoveel petroleum nodig als er zeeën op deze wereld zijn en net zoveel kolen als er bergen zijn of een houtstapel die duizend maal zo groot is als deze wereld, zodat onze zon kan blijven branden. De zon die meer dan een miljoen maal groter is dan onze aarde, langer dan een miljoen jaar bestaat en de lamp en kachel van dit gasthuis van de Barmhartige is. De elektrische lampen en de ordening van dit paleis in deze machtige stad van het heelal laten duidelijk een eindeloze kracht en macht zien die de zon en de verheven sterren zonder petroleum, hout of kolen laat branden, niet uit laat gaan en ze gezamenlijk, heel snel laat rondreizen zonder dat ze tegen elkaar aan botsen. Met de wetenschap van de elektriciteitsleer die jullie leren of nog gaan leren, wordt duidelijk wie de Sultan van deze grote, machtige ruimte is. Deze wetenschap stelt ons voor aan de Verlichter, Planner en Kunstenaar. Allah stelt zichzelf voor door deze verlichte sterren te laten getuigen. Met hun lofprijzing en zegeningen stelt Hij Zichzelf voor en laat Hij de mensen van Zich houden.

Of als we bijvoorbeeld een boek hebben waarvan elke regel een klein boek omvat en waar elk woord, geschreven met een erg kleine pen, staat voor een hoofdstuk uit de Koran, die erg betekenisvol is en alle zaken bekrachtigt, dan toont dit vreemde werk een schrijver en auteur die buitengewoon talentvol en wijs is. Zonder ook nog maar enige twijfel stelt het ons voor aan die erg talentvolle en vakbekwame auteur. Deze auteur wordt zeker geprezen met uitspraken die Hem zegenen en heiligen. Op precies dezelfde manier zien we met onze eigen ogen de aardbodem die een enkele bladzijde uit dit grote boek is, en de lente die van dit grote boek een versierd kleedstuk is. En de driehonderdduizend soorten planten en dieren die driehonderdduizend verschillende boeken zijn. De schrijver schrijft op een perfecte en ordelijke manier in een boom en in een pit het volledige programma met een erg fijne pen, zonder dat de schrijver ze door elkaar haalt of zich vergist en zonder fouten of gebreken. De boom is voor hem een woord, een prijzend gedicht en de pit is de punt aan het einde van de zin. Met de wetenschap van de natuurkunde die jullie volgen en met de praktijklessen van de letterkunde die jullie op school hebben geleerd en met de brede perspectieven van de schrijfkunst wordt duidelijk in hoeverre dit eindeloos en betekenisvol bestaan, deze vormgenomen, grote, wereldse Koran, die in elk woord veel wijsheden verborgen houdt, groter, prachtiger en betekenisvoller is dan het boek uit het bovengenoemde voorbeeld. Het wordt ons duidelijk dat dit bestaan ons voorstelt aan de Kunstenaar en Schrijver van dit boek, dit universum en geeft boodschap van de eindeloze perfectie van deze Schrijver. Met de uitspraak: “Allah is de grootste” vertelt het ons dat Hij bestaat. Met de verheerlijking: “Allah is vrij van alle gebreken” wordt Hij omschreven en met “Alle lof aan Allah” zorgt het bestaan ervoor dat wij van Hem gaan houden.

Met de voorbeelden van deze wetenschappen wordt duidelijk dat elk deel van de honderden wetenschappen op een breed vlak, elk met een eigen spiegel, verrekijker en leerrijke visie boodschap geven van de Schepper in Zijn Verhevenheid en Zijn mooi namen. En het leert ons Zijn perfecties en eigenschappen.

Ik zei toen tegen die studenten: “Het is dus vanwege de bovengenoemde, stralende tekenen, die elk een bewijs van Zijn eenheid zijn, dat de Koran, waarvan de verkondiging een wonder is, ons vele malen met verzen als Degene Die de hemel en de aarde heeft geschapen…[25:59]en De Heer van de hemelen en de aarde…[26:24] telkens weer voorstelt aan de Schepper.” De studenten accepteerden het volledig en bevestigden het met de woorden: “Eindeloze dank aan onze Heer. We hebben een belangrijke les genoten die volledig met de werkelijkheid overeenstemt. Moge Allah tevreden zijn met jou!” Ik zei hierna:

“De mens is een levende machine die door duizenden smart verdrietig wordt en door duizenden soorten plezier geluk vindt. Hij is een machteloos schepsel dat met talloze materiële en geestelijke vijanden wordt geconfronteerd. Hij heeft een eindeloze armoede, talloze uiterlijke en innerlijke behoeften en wordt voortdurend geslagen door de scheiding van zijn dierbaren en het ten einde lopen van zijn plezier. Door geloof en Godsdienstoefeningen wordt er een band gelegd met de Sultan in Zijn verhevenheid, waardoor de mens een steun vindt tegen al zijn vijanden, een hulp vindt voor al zijn behoeften en zich kan prijzen met de eer en rang van zijn Heer, Die iedereen geschapen heeft. Wanneer de mens nu door geloof in een Almachtige en Barmhartige Sultan een band met Hem aangaat en met Godsdienstoefening zich in Zijn dienst stelt en zo de verkondiging van de boodschap dat hij zal worden geëxecuteerd voor zichzelf verandert in een ontslag van zijn diensten (om naar het geluk te reizen), dan kun je wel begrijpen hoe blij en dankbaar hij is en hoe dankbaar hij Zijn Heer zal prijzen.”

Zoals ik het tegen die studenten had gezegd, zeg ik het nog eens tegen de veroordeelde gevangenen: “Degene die Hem kent en Hem gehoorzaamt, ook al bevindt hij zich in een kerker, dan nog is hij gelukkig. Degene die Hem vergeet, ook al bevindt hij zich in een paleis, dan nog is het voor hem een kerker en is hij ongelukkig.” Zelfs toen een gelukkige onderdrukte werd opgehangen, zei hij tegen de ongelukkige tirannen: “Ik word niet vermoord. Ik ga mijn ontslag halen om naar het geluk te reizen, maar omdat ik zie dat jullie met de eeuwige verdoemenis veroordeeld zullen worden, zal ik zo mijn vergelding krijgen.”, waarna hij “La ilaha illallah”(Er is geen andere God dan Allah), zei en in vrede zijn ziel terug gaf aan zijn Schepper.

“Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze.”[2:32]

Hoe kunnen we Allah ons voorstellen?

Allah is:

De Levende, de Instandhouder.

Sluimer noch slaap overmant Hem.

Aan Hem behoort wat in de hemelen en wat op aarde is.

Wie is degene die bij Hem kan bemiddelen zonder Zijn toestemming?

Hij weet wat voor hen is en wat achter hen is.

En zij omvatten niets van Zijn kennis, behalve wat Hij wil.

Zijn Koersie (Troon) strekt zich uit over de hemelen en de aarde.

En het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Geweldige.

(Al-Baqarah 2:255)

Allah is vrij van elke tekortkoming:

Zeg: Hij is Allah, de Ene.

Allah, Degene Die niemand nodig heeft, maar aan Wie iedereen behoeftig is.

Hij heeftniet verwekt en is niet verwekt.

En niemand is in enig opzicht gelijk aan Hem.

(Al-Ichlaas 112: 1-4)

Allah is de Naam van de Heer der Werelden, de Schepper van de hemelen en de aarde; en deze Naam omvat alle Schone Namen en Volmaakte Eigenschappen die onze Heer bezit. Hij is Allah, de Enige Die het recht heeft om aanbeden te worden. Geen enkele vorm van aanbidding mag worden gewijd aan een ander dan Hij.

Allah is de Meest Geweldige Naam van onze Heer. Wanneer Hij in deze Naam om iets gevraagd wordt, geeft Hij; en wanneer hij in deze Naam wordt aangeroepen, verhoort Hij. Het is de Naam die vermeerdert in tijden van geringheid. Het is de Naam die veiligheid verschaft in tijden van nood. Het is de Naam die rust geeft in tijden van bezorgdheid. Het is de Naam die rijkdom brengt in tijden van armoede. Geen vernederde houdt zich vast aan deze Naam of hij wordt verheven. Het is de Naam die de ellende verdrijft. Het is de Naam waarmee de zegeningen uit de hemel neerdalen. Het is de Naam omwille van Wie de hemelen en de aarde geschapen werden. Allah!

Allah is de meest Barmhartige

Allah is de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle. Degene Die voor Zijn dienaren meer barmhartig is dan een moeder voor haar kind. Er is geen enkele gunst die niet door de Barmhartigheid van Allah is gegeven. En geen kwaad wordt verdreven, of het is door de Barmhartigheid van Allah. Hij heeft Zichzelf de Barmhartigheid voorgeschreven, en Hij is de Meest Barmhartige der barmhartigen. Zijn Barmhartigheid heeft Zijn Woede overwonnen (overlevering).

Allah is de Vergevingsgezinde

Allah is de Vergevingsgezinde. Degene Die zonden vergeeft, hoe groot deze ook zijn. Degene Die de gebreken verbergt, hoe veel dit er ook zijn. Hij – Verheven is Hij – zegt:

“O zoon van Adam, voorwaar, zolang jij Mij aanroept en op Mij hoopt, dan zal Ik jou vergeven, wat je ook maar gedaan hebt, zonder hier naar om te kijken. O zoon van Adam, al zouden je zonden tot aan de hemel reiken, waarna jij Mij om vergeving vraagt, dan zal Ik je vergeven. O zoon van Adam, al zou je tot Mij komen met zoveel zonden dat ze de aarde zouden kunnen vullen en Mij dan treffen, zonder dat jij iets als deelgenoot aan Mij hebt toegekend, dan zal Ik tot jou komen met een gelijke omvang hieraan aan vergeving.” Overgeleverd door at-Tirmidhie (3540) en Ahmad (21804).

Allah is de Koning

Allah is de Koning. De Bezitter van de hemelen, de aarde en al wat daarin is. Hij heeft geen partner in Zijn Koninkrijk en geen helper. Hij heeft de hemelen en alles wat zich hierin bevindt aan sterren en planeten, de aarde en alles wat zich hierop bevindt aan zeeën, bergen en bomen en alles wat er tussen de hemelen en de aarde is, geschapen in zes dagen en geen enkele vermoeidheid heeft Hem getroffen. Jij ziet in de Schepping van Allah geen onevenwichtigheid of tegenstrijdigheid.

Allah is de Alwetende, de Kenner van het verborgene en het openbare. Hij weet wat er op aarde en in de zeeën is. Geen blaadje valt van een boom, of Hij weet het. Geen vrouw raakt zwanger en baart een kind, of Hij weet het. Hij weet wat jouw ziel jou influistert, voordat jij er over spreekt. Hij is de Waker over jou in elke situatie, op elke plaats en elk tijdstip. Geen atoom blijft voor Allah verborgen op aarde, noch in de hemel. Hij weet wat er was, wat er zal komen en wat er niet is geweest, en als het wel zou zijn, hoe datgene zou zijn.

Hij is de Meest Verhevene Die Zich boven Zijn Troon heeft verheven op een manier die past bij Zijn Majesteit. Hij is boven Zijn schepping, en toch is Hij dicht bij hen: Hij hoort hun woorden en ziet hun daden. Hij heeft geen zoon tot Zich genomen, noch heeft Hij een echtgenote.

Allah heeft alles geschapen

Allah is de Schepper, de Almachtige. Met Zijn Macht houdt Hij de hemelen en de aarde in stand, en weerhoudt Hij de hemel ervan om op de aarde te vallen. Wanneer Hij iets wil, dan zegt Hij slechts: ”Wees”, en het is. Hij is Degene Die doet leven en doet sterven. Hij maakt de armen rijk en de rijken arm. Hij vernedert de hooghartigen en verheft de nederigen. Hij is Degene Die ziek maakt en Degene Die geneest. Hij is Degene Die leidt en Degene Die laat dwalen.

Allah is de Vrijgevige. De oneindige giften Die Hij heeft gegeven vanaf het moment dat Hij de hemelen en de aarde schiep, hebben datgene wat bij Hem is niet doen verminderen. Hij – Verheven is Hij – zegt:

“O Mijn dienaren, al zouden jullie eersten tot jullie laatsten, en alle mensen en djinns, allemaal op één vlakte staan en Mij vragen, en Ik zou iedereen alles wat hij verlangde geven, dan zou dat niet meer verminderen van wat Ik bezit, dan dat wat een naald ontneemt, wanneer deze in de zee wordt gedoopt.” Overgeleverd door Moeslim (2577) en (55).

Allah is Volmaakt

Allah is de Heilige Die Vrij is van elke tekortkoming en elk gebrek. Niemand van Zijn schepselen lijkt in enig opzicht op Hem. Hij is Volmaakt in al zijn Eigenschappen. Geen verstand kan Hem bevatten en geen hart kan een voorstelling van Hem maken. Niets is zoals Hij; en Hij is de Alhorende, de Alziende.

Wat zijn de essentiële eigenschappen van Allah?

Allah de Verhevene heeft zowel essentiële als actieve eigenschappen. Het verschil tussen deze twee is, dat iedere eigenschap waarvan het tegenovergestelde toegeschreven kan worden aan Allah de Verhevene een actieve eigenschap is, zoals de Schepper [het tegenovergestelde is de Gever van de Dood]; indien het tegenovergestelde niet kan worden toegeschreven aan Allah de Verhevene, dan is het een essentiële eigenschap, zoals leven, glorie en kennis [1].

Essentiële eigenschappen van Allah:

Het bestaan (al-Wujud): Het is verplicht om te geloven in het Bestaan van Allah. Het is een eeuwig attribuut. Allah bestaat zonder een begin, zonder een einde, en zonder een plek.

Eeuwigheid (al-Qidam): Het is verplicht om te geloven dat Allah eeuwig is. Dat wil zeggen; er is geen begin aan Zijn Bestaan. Zijn eigenschappen zijn ook eeuwig. Niets is eeuwig, behalve Allah en Zijn eigenschappen.

Eeuwigdurendheid (al-Baqa ‘): Het is verplicht om te geloven dat Allah eeuwig is in die zin dat Zijn bestaan niet zal eindigen. Zijn bestaan is eeuwig en Zijn attributen zijn eeuwig. Er is niets eeuwig op zich, behalve Allah, want vernietiging geldt niet voor Zijn Zelf. Echter, het Paradijs en de Hel zijn wel eeuwig, omdat Allah wilde dat ze eeuwigdurend zijn. Ze zijn daarom eeuwig – niet door hun zelf – maar door een andere dan hun zelf.

Eenheid (al-Wahdaniyyah): Het is verplicht om te geloven dat Allah Eén is zonder deelgenoten. De Eén betreft niet een aantal maar in de zin dat Hij geen deelgenoten heeft. ‘Eén’ wordt soms gebruikt om de helft van twee aan te geven, dit is het eerste [tellende] cijfer van het numerieke systeem; het is de betekenis van ‘één’ in termen van het cijfer ‘één’. Soms wordt ‘één’ gebruikt om een entiteit aan te duiden die geen deelgenoot, geen gelijke en geen voorbeeld heeft in zijn wezen of zijn eigenschapen [en dat die entiteit uniek is]. [Volgens deze betekenis] is Allah ‘Eén’ in die zin dat Hij geen deelgenoot, geen gelijke en geen medegenoot heeft in Zijn wezen of in Zijn eigenschappen. [2]

Non-gelijkenis met de schepping (al-Mukhalafatu lil-hawadith): Allah lijkt niet op een van Zijn schepselen – noch in Zijn Zelf noch in Zijn Eigenschappen, noch in Zijn daden.

Niet-behoeftigheid aan anderen (al-Qiyamu bin-nafs): Allah heeft niets nodig. Hij heeft men niet nodig om Hem bestaan geven, want Hij bestaat zonder een begin. Ook heeft Hij niemand nodig om Hem kennis te geven, omdat Zijn attributen bestaan zonder een begin.

[1] Islamitische Geloofsprincipes: Een exegese van Imam al-Azam’s Al-Fiqh Al-Akbar. P. 79

[2] Islamitische Geloofsprincipes: Een exegese van Imam al-Azam’s Al-Fiqh Al-Akbar. P. 73

Hoe kunnen we de naam van de Schepper waarnemen?

Een evolutionist zegt: “Dus Allah schrijft Zijn naam op de zaadjes van een tomaat door ze op een bepaalde volgorde te plaatsen, op de schubben van een vis en op de blaadjes van een boom. Alsof Hij niks anders te doen heeft, gaat Hij op zoek naar een tomaat en zet Hij Zijn naam daarop. Wat heeft dit met de grootheid van de Schepper te maken? Als hij Zijn naam op een tomaat schrijft, zal Hij ook Zijn naam op de Mount Everest schrijven.”

Deze man die zichzelf als wetenschapper beschouwt, probeert in zijn hoofd een model van God te schetsen. Hij drijft de spot met de naam van de Schepper (die wij soms op planten en dieren geschreven zien staan in het Arabisch). Natuurlijk is het niet heel belangrijk en essentieel dat de naam van Allah op een tomaat is geschreven.

Kijk jij als wetenschapper maar hoe de de simpele elementen, zoals kalium, selenium, ijzer, borium en nikkel, zijn gerangordend en geplaatst in een tomaat. Zoals jij 6 letters van het alfabet gebruikt om het woord ‘tomaat’ te schrijven, zo gebruikt de Schepper ook een aantal elementen om een tomaat te vormen.

Toont de Mount Everest met zijn bestaan en de dieren en planten die het op zichzelf herbergt jou niet het bestaan van een Schepper? Hoe wil je anders dat het staat geschreven? Ieder kunstwerk heeft zeker een kunstenaar. Of beweer jij net als de sofisten dat ‘er niets in het heelal is, er geen Schepper is, en dat jij er ook niet bent.’ Eigenlijk geven deze sofisten met hun logica een slimmer antwoord op de vraag hoe het heelal tot stand is gekomen dan jij. Zij ontkennen de schepping, inclusief zichzelf. Maar jij, accepteert de schepping, maar tegelijkertijd ontken je dat er een Schepper is die dit heeft geschapen. Is dit volgens jou een logische redenering?

Allah toont zichzelf aan ons als een oneindige bron van kennis, wil en macht. Allah toont ons ook dat er geen verschil is tussen het scheppen van een atoom en het heelal, tussen het scheppen van een bloem en de seizoenen. Zoals Hij een atoom onderhoudt, zo onderhoudt Hij ook het heelal. Voor Hem heeft ver-dichtbij, groot-klein, weinig-veel een gelijke waarde.

Deze evolutionist, die zichzelf beschouwt als een geleerde man, moet nog maar eens naar de Mount Everest kijken en zich bedenken of een prachtig schepsel als deze berg niet gecreëerd is door een Schepper die mooier is dan Zijn schepselen.

In wat voor een God geloven de moslims?

Het concept van God in de islam wordt beschreven in één van de kortere hoofdstukken van de Koran: “Zeg: Hij is God, de Enige; de Eeuwige, Zichzelf-genoeg; Hij verwekte niet, noch werd Hij verwekt; en niemand is in enig opzicht aan Hem gelijk.” (Koran 112: 1-4)

Het centrale concept in de islam is de absolute eenheid van God; niet alleen in aantal, maar ook wat (Zijn) Heerschappij, Eigenschappen en Goddelijkheid betreft. Geen enkele andere persoon of ander wezen deelt deze met Hem.

In de islam is God zowel alles-overstijgend als persoonlijk. God overstijgt alles omdat Hij wat Zijn essentie betreft op niets uit Zijn schepping lijkt. We kunnen de essentie van God niet bevatten, omdat Hij wat dat betreft het menselijk begrip te boven gaat. Moslims bidden tot deze universele God. God is tegelijkertijd een persoonlijke God, omdat we Zijn Eigenschappen kunnen (leren) kennen door na te denken over Zijn werken in het universum. Door bijvoorbeeld na te denken over de balans en het evenwicht in het universum en het leven op aarde, kunnen we concluderen dat Hij rechtvaardig is. De islam kwam om een einde te maken aan het aanbidden van afgoden en het toeschrijven van partners aan de ene ware God. In de islam is God zowel alles-overstijgend als persoonlijk.

In de islam is het verboden om naast de Schepper, God Almachtig, een persoon, beeld of ander ding te aanbidden. Hoe heilig iemand ook is, men mag niet tot hem of haar bidden of hem of haar aanbidden. Deze vormen van toewijding mogen namelijk alleen tot God gericht worden, zonder dat daar enige tussenpersoon voor nodig is.

De veronderstelling in de vraag ‘In wat voor God gelooft de moslim?’ kan voortkomen uit het gebruik van het woord “Allah”. Wanneer mensen dit woord niet kennen, kunnen zij denken dat moslims in een persoon geloven, die Allah genoemd wordt.

In het Arabisch is Allah het woord voor God. Aangezien de Koran in het Arabisch werd geopenbaard, is de naam ‘Allah’ gebruikt. Zowel christelijke Arabieren als moslims noemen God, in hun eigen taal, Allah. Daar komt nog bij dat het woord Allah uniek is, aangezien er geen meervoud (zoals “goden” in het Nederlands), mannelijke of vrouwelijke vorm (zoals godin) of verkleinvorm (zoals godje) van bestaat. In dit opzicht beschouwen moslims ‘Allah’ als de meest passende naam voor God.

Allah heeft ook 99 andere namen, waaruit de naam Allah zelf de meest prominente is. Een reden hiervoor is dat de overige namen van Allah allerlei eigenschappen van Allah zijn, die Hij ten dele weerspiegeld heeft in Zijn schepping. De naam ‘Rahman’ bijvoorbeeld betekent de Barmhartige. Dit is een naam en eigenschap van Allah. Daarnaast is het een eigenschap die is weerspiegeld in de schepping. Immers, ook mensen zijn in staat om barmhartigheid te vertonen.

De naam Allah behoort dan ook alleen toe aan Allah. Daarnaast komen de betekenissen van de overige namen van Allah samen in de naam Allah.

Tenslotte wordt Mohammed, vrede zij met hem, op geen enkele manier door moslims aanbeden. Hij wordt niet als goddelijk beschouwd. Hij is een mens, net als wij, maar met de belangrijke taak van een openbaring-brengende profeet.

Wat is het verschil tussen geloof en ongeloof?

Koefr (ongeloof) betekent letterlijk genomen als woord “verhullen”. In de religieuze literatuur wordt het echter opgevat als het ontkennen van één of meerdere boodschappen van de profeet (vrede zij met hem) die met zekerheid zijn vastgesteld en die hij via de engel Djibriel (Gabriël) heeft gekregen van Allah. Imân (geloof) daarentegen houdt in: het geloof dat er geen andere God is dan Allah, dat de profeet Mohammed (vzmh) zijn dienaar en profeet (boodschapper) is, dat er engelen bestaan, dat er heilige boeken bestaan, dat er een hiernamaals is en dat zowel het goede als het kwade door Allah wordt geschapen (Boechari, imân, 37; Moeslim, imân, 1, 5, 7; Aboe Dawoed, soennah, 15).

Imaan is het aanvaarden van wat de profeet (vzmh) heeft overgeleverd, koefr is het ontkennen ervan. Dit houdt in dat de scheidslijn tussen imân en koefr het aanvaarden/bevestigen van de boodschappen met het hart betreft. Omdat mensen echter niet kunnen weten of hun harten de boodschap hebben aanvaard, wordt het praktiseren van de religieuze plichten en het uitspreken dat je de boodschappen aanvaard als indicator van imân in het hart geaccepteerd.

De meest duidelijke tekenen van koefr zijn: het ontkennen, het afkeuren, het onbelangrijk achten en als waardeloos achten van één of meerdere basisprincipes van het geloof.

Indien iemand zegt dat hij moslim is, hoort deze persoon als moe’min (gelovige) te worden geaccepteerd en hoort deze persoon niet buitengesloten te worden door de islamitische gemeenschap. Want op aarde beoordelen we de mensen enkel op het zichtbare, dus op basis van hun woorden en hun handelingen. Of iemand van binnen daadwerkelijk gelooft kan enkel Allah weten, en is een zaak voor het hiernamaals: “O, gij die gelooft, wanneer gij voor Allah’s zaak oprukt, onderzoekt dan en zegt niet tegen iemand die u met de vredesgroet begroet: “Gij zijt geen gelovige”. Zoekt gij de goederen van dit leven? Bij Allah zijn goede dingen in overvloed…” (An-Nisâ’ 4:94)

In het voorgaande vers wordt dit duidelijk gemaakt. Om deze reden horen mensen die met hun tong of handelingen doen voorkomen dat ze moslim zijn, ook daadwerkelijk door de islamitische gemeenschap geaccepteerd te worden als moslim. Alle rechten en plichten die moslims in een islamitische gemeenschap hebben, horen dus ook voor deze moslims te gelden.